Operation Manual
DREAMWEAVER CS3
Handboek
522
3 Selecteer in het pop-upmenu Tabel de databasetabel die de gegevens voor de recordset moet leveren.
In het pop-upmenu worden alle tabellen in de opgegeven database weergegeven.
4 Als u een subset van de tabelkolommen in de recordset wilt opnemen, klikt u op Geselecteerd en kiest u de gewenste
kolommen door op de kolommen in de lijst te klikken terwijl u Control (Windows) of Command (Macintosh) ingedrukt
houdt.
5 Vul de sectie Filter in als u de records die uit de tabel worden geretourneerd, verder wilt beperken:
• Selecteer in het eerste pop-upmenu een kolom in de databasetabel die u met een door u gedefinieerde testwaarde wilt
vergelijken.
• Selecteer in het tweede pop-upmenu een voorwaardelijke expressie die u wilt gebruiken om de geselecteerde waarde in
elke record met de testwaarde te vergelijken.
• Selecteer in het derde pop-upmenu de optie Ingevoerde waarde.
• Voer in het vak de testwaarde in.
Als de opgegeven waarde in de record voldoet aan de filtervoorwaarde, wordt de record in de recordset opgenomen.
6 (Optioneel) Als u de records wilt sorteren, selecteert u de kolom waarop u wilt sorteren, en geeft u op of u de records in
oplopende volgorde (1, 2, 3... of A, B, C...) of in aflopende volgorde wilt sorteren.
7 Klik op Testen om de database te verbinden en een instantie van de gegevensbron te maken, en klik op OK om de
gegevensbron te sluiten.
Nu wordt een tabel weergegeven waarin de geretourneerde gegevens worden getoond. Elke rij bevat een record en elke
kolom stelt een veld in die record voor.
8 Klik op OK. De zojuist gedefinieerde recordset wordt weergegeven in het paneel Bindingen.
Opties voor het dialoogvenster Eenvoudige recordset (ColdFusion)
Definieer een recordset voor ColdFusion-documenttypen als een bron van dynamische inhoud, zonder SQL-instructies te
hoeven coderen.
Opmerking: Als u recordsets maakt voor gebruik met ColdFusion 5 of eerder, gebruikt u het algemene dialoogvenster
Eenvoudige recordset dat ook voor andere documenttypen als ASP en JSP wordt gebruikt.
1 Voer in het vak Naam een naam voor de recordset in.
Dikwijls wordt het voorvoegsel rs vóór recordsetnamen geplaatst om ze te onderscheiden van andere objectnamen in de
code. Bijvoorbeeld:
rsPressReleases
Recordsetnamen mogen alleen letters, cijfers en het onderstrepingsteken (_) bevatten. U mag geen speciale tekens of spaties
gebruiken.
2 Als u een recordset voor een ColdFusion-component definieert (dus als op dat moment een CFC-bestand in
Dreamweaver is geopend), selecteert u een bestaande CFC-functie in het pop-upmenu Functie of klikt u op de knop
Nieuwe functie om een nieuwe functie te maken.
Opmerking: Het pop-upmenu Functie is alleen beschikbaar als het huidige document een CFC-bestand is en als u toegang hebt
tot een computer waarop ColdFusion MX 7 of hoger wordt uitgevoerd.
De recordset wordt in de functie gedefinieerd.
3 Selecteer een gegevensbron in het pop-upmenu Gegevensbron.
Als het pop-upmenu geen gegevensbronnen bevat, moet u een ColdFusion-gegevensbron maken.
4 Voer in de vakken Gebruikersnaam en Wachtwoord de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de ColdFusion-
toepassingsserver in als dat is vereist.
Soms moet u voor gegevensbronnen in ColdFusion een gebruikersnaam en een wachtwoord opgeven om toegang te
krijgen. Als u geen gebruikersnaam en wachtwoord hebt om toegang te krijgen tot een gegevensbron in ColdFusion, neemt
u contact op met de ColdFusion-beheerder van uw organisatie.
5 Selecteer in het pop-upmenu Tabel de databasetabel die de gegevens voor de recordset moet leveren.