Operation Manual
DREAMWEAVER CS3
Handboek
46
Voordat u een testservermap instelt, moet u een lokale en externe map definiëren. Vaak kunt u de instellingen uw externe
map gebruiken voor uw testserver, omdat dynamische pagina's in de externe map normaal gesproken kunnen worden
verwerkt door een toepassingsserver.
1 Selecteer een van de volgende opties:
• Als u een nieuwe site wilt instellen, selecteert u Site > Nieuwe site.
• Als u de instellingen van een bestaande site op uw lokale vaste schijf of een externe site (of een tak van een externe site)
wiltbewerken,ongeachtofdezesiteisgemaaktinDreamweaver,selecteertuSite>Sitesbeheren,selecteertuuwsiteuit
de lijst en klikt u op Bewerken.
Opmerking: Als u geen Dreamweaver-sites hebt gedefinieerd, wordt het dialoogvenster Sitedefinitie weergegeven en hoeft u niet
op Nieuw te klikken.
2 Selecteer Testserver op het tabblad Geavanceerd van het dialoogvenster Sitedefinitie.
3 Selecteer de servertechnologie die u voor de webtoepassing wilt gebruiken.
4 Accepteer de standaardinstellingen voor de testserver of voer andere instellingen in.
Standaard gaat Dreamweaver ervan uit dat er een toepassingsserver wordt uitgevoerd op hetzelfde systeem als uw
webserver. AlsueenexternemaphebtgedefinieerdindecategorieExterneinformatieinhetdialoogvensterSitedefinitie,
en als er een toepassingsserver wordt uitgevoerd op hetzelfde systeem als de externe map (inclusief uw lokale computer),
accepteert u de standaardinstellingen in de categorie Testserver.
Als u geen externe map hebt gedefinieerd in de categorie Externe informatie, wordt voor de categorie Testserver standaard
de lokale map gebruikt die u hebt gedefinieerd in de categorie Lokale info. U kunt deze instelling alleen ongewijzigd laten
als wordt voldaan aan de volgende twee voorwaarden:
Uw webserver en toepassingsserver worden beide uitgevoerd op uw lokale computer. Dit is bijvoorbeeld het geval als u een
ColdFusion-ontwikkelaar bent en IIS en ColdFusion beide worden uitgevoerd op uw lokale Windows XP-systeem.
Uw lokale hoofdmap is een submap van de thuismap van uw website. Als u bijvoorbeeld IIS gebruikt, is uw lokale hoofdmap
een submap van de map c:\Inetpub\wwwroot\ of de map zelf.
Alsuwlokalehoofdmapgeensubmapvanuwthuismapis,moetudelokalehoofdmapdefiniërenalseenvirtuelemapop
uw webserver.
Opmerking: De toepassingsserver mag op een ander systeem worden uitgevoerd dan uw externe site. Als u in de categorie
Externe informatie bijvoorbeeld Microsoft Visual SourceSafe hebt geselecteerd als toegangsoptie, moet u een andere server
opgeven in de categorie Testserver.
5 Voer in het tekstvak URL-voorvoegsel de URL in die gebruikers in de browser moeten typen om uw webtoepassing te
openen, maar voeg geen bestandsnaam toe.
Het URL-voorvoegsel bestaat uit de domeinnaam en een van de submappen of virtuele mappen van de thuismap van uw
website, maar zonder een bestandsnaam. Als de URL van uw toepassing bijvoorbeeld
www.adobe.com/mijncooletoepassing/start.jsp is, voert u het volgende URL-voorvoegsel in:
www.adobe.com/mijncooletoepassing/.
Als Dreamweaver wordt uitgevoerd op hetzelfde systeem als uw webserver, kunt u een van de localhost-opties gebruiken als
tijdelijke aanduiding voor uw domeinnaam. Als u bijvoorbeeld IIS gebruikt en de URL van uw toepassing
http://boterbloem_pc/mijncooletoepassing/start.jsp is, voert u het volgende URL-voorvoegsel in:
http://localhost/mijncooletoepassing/
Zie het volgende gedeelte voor een lijst met localhost-opties die bij verschillende webservers horen.
6 Klik op OK en vervolgens op Gereed om de nieuwe site toe te voegen aan uw lijst met sites.
Zie ook
“De toepassingsserver kiezen” op pagina 477
“Voorbereidingen voor het bouwen van dynamische websites” op pagina 467