Operation Manual

DREAMWEAVER CS3
Handboek
489
Zie ook
“Verbinding maken met een ColdFusion-database” op pagina 483
“De databasegegevens beperken die in Dreamweaver worden weergegeven” op pagina 514
“Problemen met databaseverbindingen oplossen” op pagina 499
Verbinding maken met een database op een ISP
Als u een ASP-ontwikkelaar bent en u met een commerciële internetprovider (ISP) werkt, weet u vaak niet wat het fysieke
pad is van de bestanden die u uploadt, waaronder uw databasebestand of -bestanden.
Als uw ISP geen DSN voor u definieert of als dit te lang duurt, moet u een andere manier bedenken om de verbinding met
uw databasebestanden te maken. Eén mogelijkheid is het maken van een verbinding zonder DSN met een databasebestand.
U kunt zo'n verbinding echter alleen definiëren als u het fysieke pad van het databasebestand kent op de server van de ISP.
U kunt het fysieke bestand van een databasebestand op een server verkrijgen met behulp van de
MapPath-methode van het
ASP-serverobject.
Opmerking: De technieken die in deze paragraaf worden besproken, zijn alleen van toepassing als uw database is gebaseerd op
een bestand, zoals een Microsoft Access-database waarin gegevens worden opgeslagen in een.mdb-bestand.
Fysieke en virtuele paden
Nadat u met behulp van Dreamweaver uw bestanden hebt geüpload naar een server op afstand, bevinden de bestanden zich
in een map in de lokale bestandsmappenstructuur van de server. Zo zou op een server met Microsoft IIS het pad naar uw
homepage er als volgt kunnen uitzien:
c:\Inetpub\wwwroot\accounts\users\jsmith\index.htm
Dit pad wordt het fysieke pad naar uw bestand genoemd.
De URL waarmee uw bestand wordt geopend, gebruikt het fysieke pad echter niet. In de URL wordt de naam van de server
of het domein gebruikt, gevolgd door een virtueel pad, zoals in het volgende voorbeeld:
www.plutoserve.com/jsmith/index.htm
Het virtuele pad, /jsmith/index.htm, komt op de plaats van het fysieke pad,
c:\Inetpub\wwwroot\accounts\users\jsmith\index.htm.
Het fysieke pad van een bestand zoeken met het virtuele pad
Als u met een ISP werkt, kent u niet altijd het fysieke pad naar de bestanden die u uploadt. ISP's geven u doorgaans een
FTP-host, mogelijk een hostdirectory en een aanmeldnaam en wachtwoord. ISP's geven u ook een URL waarmee u uw
pagina's kunt bekijken op het internet, bijvoorbeeld www.plutoserve.com/jsmith/.
Als u de URL kent, kunt u erachter komen wat het virtuele pad van het bestand is: het is het pad dat volgt op de server- of
domeinnaam in een URL. Zodra u weet wat het virtuele pad is, kunt u het fysieke pad van het bestand op de server
verkrijgen met behulp van de
MapPath-methode.
Bij de MapPath-methode wordt het virtuele pad als een argument gebruikt en worden het fysieke pad van het bestand en de
bestandsnaam verkregen. Dit is de syntaxis van de methode:
Server.MapPath("/virtualpath")
Als het virtuele pad van een bestand /jsmith/index.htm is, wordt met de volgende expressie het fysieke pad van het bestand
verkregen:
Server.MapPath("/jsmith/index.htm")
U kunt als volgt met de methode MapPath experimenteren.
1 Open een ASP-pagina in Dreamweaver en schakel over naar de codeweergave (Weergave > Code).
2 Voer de volgende expressie in de HTML-code van de pagina in.
<%Response.Write(stringvariable)%>