Operation Manual

DREAMWEAVER CS3
Handboek
372
In Dreamweaver 8 is dit gedrag echter dusdanig gewijzigd dat alle documentafhankelijke relatieve koppelingen worden
bijgewerkt wanneer u op een sjabloon gebaseerde pagina's maakt, ongeacht de schijnbare locatie van de gekoppelde
bestanden. Bij dit scenario controleert Dreamweaver de koppeling in het sjabloonbestand (href=“main.css”) en maakt een
koppelingindeopeensjabloongebaseerdepagina,dierelatief is aan de locatie van het nieuwe document.Alsubijvoorbeeld
een op een sjabloon gebaseerd document maakt dat één niveau hoger ligt dan de map Sjablonen, zou Dreamweaver de
koppeling in het nieuwe document schrijven als href=“Sjablonen/main.css. Deze manier van bijwerken in Dreamweaver 8
verbreekt koppelingen op pagina's die waren gemaakt door ontwerpers die de eerdere gang van zaken in Dreamweaver
gebruikten, waarbij koppelingen naar bestanden in de map Sjablonen niet werden bijgewerkt.
In Dreamweaver 8.01 is een voorkeur toegevoegd waarmee u het gedrag van bijwerken van relatieve koppelingen in en uit
kunt schakelen. (Deze speciale voorkeur geldt alleen voor koppelingen naar bestanden in de map Sjablonen, niet voor
koppelingen in het algemeen.) Het standaardgedrag is dat deze koppelingen niet worden bijgewerkt (zoals in Dreamweaver
MX 2004 en eerder), maar als u wilt dat Dreamweaver dit soort koppelingen bij het maken van op een sjabloon gebaseerde
pagina's bijwerkt, kunt u de selectie van de voorkeur uitschakelen. (Dit zou u bijvoorbeeld alleen doen als u een pagina met
trapsgewijs opmaakprofiel (CSS), main.css, in uw map Sjablonen hebt en u wilt dat een op een sjabloon gebaseerd
document de koppeling href=“Sjablonen/main.css” bevat. Deze handelwijze wordt echter niet aangeraden, aangezien zich
alleen sjabloonbestanden van Dreamweaver (DWT) in de map Sjablonen horen te bevinden.)
Als u Dreamweaver documentafhankelijke relatieve paden naar niet-sjabloonbestanden in de map Sjablonen wilt laten
bijwerken, selecteert u de categorie Sjablonen op het tabblad Geavanceerd van het dialoogvenster Sitedefinitie en schakelt
u de optie Documentafhankelijke relatieve paden niet herschrijven uit.
Zie de Dreamweaver TechNote op de Adobe-website op www.adobe.com/go/f55d8739_nl voor meer informatie.
Zie ook
“Documenten koppelen met het pictogram Wijs bestand aan” op pagina 271
“Documentafhankelijke relatieve paden” op pagina 268
Serverscripts in sjablonen en op een sjabloon gebaseerde documenten
Bepaalde serverscripts worden ingevoegd in het allereerste begin of uiterste einde van het document (vóór de tag <html>
of na de tag </html>). Dergelijke scripts moeten op een speciale manier worden behandeld in sjablonen en op een sjabloon
gebaseerde documenten. Normaal gesproken geldt dat als u wijzigingen aanbrengt aan scriptcode vóór de tag
<html> of na
de tag
</html> in een sjabloon, de wijzigingen niet worden gekopieerd naar documenten die op die sjabloon zijn gebaseerd.
Hierdoor ontstaan serverfouten als andere serverscripts, binnen de hoofdtekst van de sjabloon, afhankelijk zijn van de
scripts die niet worden gekopieerd. U ontvangt een waarschuwing als u scripts vóór de tag
<html> of na de tag </html> in
een sjabloon wijzigt.
Als u dit probleem wilt vermijden, kunt u de volgende code invoegen in het gedeelte
head van de sjabloon:
<!-- TemplateInfo codeOutsideHTMLIsLocked="true" -->
Met deze code in een sjabloon worden wijzigingen aan scripts vóór de tag <html> of na de tag </html> gekopieerd naar
documenten die op deze sjabloon zijn gebaseerd. U kunt deze scripts in documenten die op de sjabloon zijn gebaseerd, dan
echter niet meer bewerken. U hebt dan ook de keuze tussen deze scripts in de sjabloon bewerken en deze scripts bewerken
in documenten die op de sjabloon zijn gebaseerd; beide mogelijkheden hebben is niet mogelijk.
Sjabloonparameters
Sjabloonparameters geven waarden voor het bepalen van de inhoud in documenten die zijn gebaseerd op een sjabloon.
Gebruik sjabloonparameters voor optionele gebieden of bewerkbare tagkenmerken, of voor het instellen van waarden die
u wilt doorgeven aan een bijgevoegd document. Voor elke parameter selecteert u een naam, een gegevenstype en een
standaardwaarde. Elke parameter moet een unieke naam hebben die hoofdlettergevoelig is. Ze moeten een van de vijf
toegestane gegevenstypen zijn: text (tekst), boolean (Booleaans), color (kleur), URL of number (getal).