Operation Manual
Werkbalken, controles en snelmenu's gebruiken
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Werkbalken weergeven
De eigenschappencontrole gebruiken
Contextmenu's gebruiken
Werkbalken weergeven
Met de werkbalken Document en Standaard kunt u bewerkingen die betrekking hebben op documenten of standaardbewerkingen uitvoeren. Met
de werkbalk Codering kunt u snel code invoegen en met de werkbalk Stijl renderen kunt u uw pagina weergeven zoals deze er uitziet in
verschillende mediatypen. U kunt de werkbalken naar behoefte weergeven of verbergen.
Selecteer Weergave > Werkbalken en selecteer de werkbalk.
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) op een van de werkbalken en
selecteer de werkbalk in het contextmenu.
Opmerking: Als u de werkbalk Codering wilt weergeven in de codecontrole (Venster > Codecontrole), selecteert u de Codering
werkbalk in het pop-upmenu Weergaveopties bovenaan in de codecontrole.
De eigenschappencontrole gebruiken
Met de eigenschappencontrole kunt u de meest voorkomende eigenschappen voor het momenteel geselecteerde pagina-element, zoals tekst of
een ingevoegd object, onderzoeken en bewerken. De inhoud van de eigenschappencontrole hangt af van het geselecteerde element.
Als u Help-informatie wilt bekijken over een bepaald item in de eigenschappencontrole, klikt u op de knop Help rechtsboven in de
eigenschappencontrole of selecteert u Help in het menu Opties van de eigenschappencontrole.
Opmerking: Gebruik de tagcontrole om de kenmerken die aan de eigenschappen van een bepaalde tag zijn gekoppeld, weer te geven en te
bewerken.
De eigenschappencontrole weergeven of verbergen
Selecteer Venster > Eigenschappen.
De eigenschappencontrole uitvouwen of samenvouwen
Klik op de uitvouwpijl in de rechterbenedenhoek van de eigenschappencontrole.
Eigenschappen voor een pagina-element weergeven en wijzigen
1. Selecteer het pagina-element in het documentvenster.
U moet mogelijk de eigenschappencontrole uitvouwen om alle eigenschappen voor het geselecteerde element te kunnen zien.
2. Wijzig de gewenste eigenschappen in de eigenschappencontrole.
Opmerking: Voor informatie over specifieke eigenschappen selecteert u een element in het documentvenster en klikt u op het
pictogram Help in de rechterbovenhoek van de eigenschappencontrole.
3. Als uw wijzigingen niet onmiddellijk in het documentvenster worden toegepast, gaat u op een van de volgende manieren te
werk om de wijzigingen toe te passen:
Klik buiten de tekstvelden voor het bewerken van eigenschappen.
Druk op Enter (Windows) of Return (Macintosh).
Druk op Tab om naar een andere eigenschap te gaan.
Contextmenu's gebruiken
Via contextmenu's hebt u snel toegang tot de meest gebruikte opdrachten en eigenschappen die betrekking hebben op het object of venster
waarmee u werkt. Contextmenu's bevatten alleen de opdrachten die betrekking hebben op de huidige selectie.
1. Klik met de rechtermuisknop (Windows) of terwijl u Control ingedrukt houdt op het object of venster.
2. Selecteer een opdracht in het contextmenu.
80










