Operation Manual
Opmerking:
4. Maak de SQL-instructie af.
Raadpleeg een handleiding bij Transact SQL voor informatie over het schrijven van SQL-instructies die databases wijzigen.
5. Gebruik het gebied Variabelen als u SQL-variabelen wilt definiƫren. Geef de naam en runtime waarde op. Door het type en de
grootte van elke variabele op te geven, kunt u injectie-aanvallen voorkomen.
In het volgende voorbeeld ziet u een Insert-instructie die drie SQL-variabelen bevat. De waarden van deze variabelen worden
verschaft door URL-parameters die aan de pagina worden doorgegeven, zoals is gedefinieerd in de kolom Runtime-waarde
van het gebied Variabelen.
Gebruik het paneel Databases in Dreamweaver om de waarde voor Grootte te verkrijgen. Zoek de database in het paneel
Databases en vouw het item uit. Zoek vervolgens de tabel waarmee u werkt en vouw ook deze uit. In de tabel worden de
grootten van de velden vermeld. U vindt hier bijvoorbeeld ADDRESS (WChar 50). In dit voorbeeld is 50 de grootte. U kunt de
grootte ook in uw databasetoepassing vinden.
De gegevenstypen Numeriek, Booleaans en Datum/tijd hebben altijd de grootte -1.
In de volgende tabel vindt u de waarde voor Type:
Type in database Type in
Dreamweaver
Grootte
Numeriek (MS Access, MS SQL Server, MySQL) Dubbel -1
Booleaans, Ja/Nee (MS Access, MS SQL Server, MySQL) Dubbel -1
Datum/tijd (MS Access, MS SQL Server, MySQL) DBTimeStamp -1
Alle andere tekstveldtypen, waaronder de MySQL-
tekstgegevenstypen char, varchar en longtext
LongVarChar databasetabel
controleren
Text (MS Access) of nvarchar, nchar (MS SQL Server) VarWChar databasetabel
controleren
Memo (MS Access), ntext (MS SQL Server), of velden die grote
hoeveelheden tekst ondersteunen
LongVarWChar 1073741823
Zie www.adobe.com/go/4e6b330a_nl voor meer informatie over het type en de grootte van SQL-variabelen.
6. Sluit het dialoogvenster.
Dreamweaver voegt ASP-code in uw pagina in die, wanneer deze op de server wordt uitgevoerd, een opdracht maakt die
789










