Operation Manual

Naar boven
Als het kenmerk dat u wilt koppelen een mappictogram ernaast heeft in de eigenschappencontrole, klik dan op het
mappictogram om een dialoogvenster te openen waarin u een bestand kunt selecteren, en klik vervolgens op de optie
Gegevensbronnen om een lijst met gegevensbronnen weer te geven.
Als er geen mappictogram staat naast het kenmerk dat u wilt koppelen, klikt u op het tabblad Lijst (het onderste van de
twee tabbladen), links in de eigenschappencontrole.
De lijstweergave van de eigenschappencontrole wordt weergegeven.
Als het kenmerk dat u wilt koppelen, niet in de lijstweergave wordt vermeld, klikt u op de plusknop (+) en voert u de naam
van het kenmerk in of klikt u op de kleine pijlknop en selecteert u het kenmerk in het pop-upmenu.
3. Als u de waarde van het kenmerk dynamisch wilt maken, klikt u op het kenmerk. Klik daarna op het pictogram met de
bliksemflits of het mappictogram aan het einde van de rij van het kenmerk.
Als u op het pictogram met de bliksemflits hebt geklikt, wordt een lijst met gegevensbronnen weergegeven.
Als u op het mappictogram hebt geklikt, wordt een dialoogvenster geopend waarin u een bestand kunt selecteren. Selecteer
de optie Gegevensbronnen om een lijst met inhoudsbronnen weer te geven.
4. Selecteer een inhoudsbron in de lijst met inhoudsbronnen en klik op OK.
De inhoudsbron moet gegevens bevatten die geschikt zijn voor het HTML-kenmerk dat u wilt koppelen. Als de lijst geen
inhoudsbronnen bevat of als de beschikbare inhoudsbronnen niet geschikt zijn, definieert u een nieuwe inhoudsbron.
Wanneer de pagina een volgende keer op de toepassingsserver wordt uitgevoerd, wordt de waarde van de gegevensbron aan
het HTML-kenmerk toegekend.
ActiveX-, Flash- en andere objectparameters dynamisch maken
U kunt de parameters van Java-applets en invoegtoepassingen, maar ook de parameters van ActiveX-, Flash-, Shockwave, Director- en
Generator-objecten dynamisch maken.
Voordat u begint, moet u controleren of de velden in de recordset gegevens bevatten die geschikt zijn voor de objectparameters die u wilt
koppelen.
1. Selecteer in de ontwerpweergave een object op de pagina en open de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen).
2. Klik op de knop Parameters.
3. Als de parameter niet in de lijst voorkomt, klikt u op de plusknop (+) en voert u een parameternaam in de kolom Parameter in.
4. Klik op de kolom Waarde van de parameter en klik vervolgens op het pictogram met de bliksemflits om een dynamische
waarde op te geven.
Een lijst met gegevensbronnen wordt weergegeven.
5. Selecteer een gegevensbron in de lijst en klik op OK.
De gegevensbron moet gegevens bevatten die geschikt zijn voor de objectparameter die u wilt koppelen. Als de lijst geen
gegevensbronnen bevat of als de beschikbare gegevensbronnen niet geschikt zijn, definieert u een nieuwe gegevensbron.
Meer Help-onderwerpen
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
705