Operation Manual
clientvariabelen worden weergegeven in het paneel Bindingen.
Voer in het dialoogvenster Clientvariabele de naam van de variabele in en klik op OK.
Als u bijvoorbeeld toegang wilt krijgen tot de informatie in de ColdFusion-variabele Client.LastVisit, voert u LastVisit in.
Clientvariabelen zijn variabelen die in de code zijn gemaakt om gegevens aan een specifieke client te koppelen. Clientvariabelen onderhouden de
status van de toepassing niet alleen wanneer de gebruiker in de toepassing van pagina naar pagina gaat, maar ook tussen sessies.
Clientvariabelen zijn zelfgedefinieerd of ingebouwd. De volgende tabel bevat een overzicht van de ingebouwde ColdFusion-clientvariabelen:
Variabele Beschrijving
Client.CFID Een incrementele id voor elke client die verbinding maakt met de server.
Client.CFTOKEN Een willekeurig gegenereerd nummer dat wordt gebruikt om een bepaalde client op unieke wijze
te identificeren.
Client.URLToken Een combinatie van CFID en CFTOKEN die tussen sjablonen wordt doorgegeven wanneer geen
cookies worden gebruikt.
Client.LastVisit Registreert het tijdstempel van het laatste bezoek van een client.
Client.HitCount Het aantal pagina-aanvragen dat aan een enkele client is gekoppeld (bijgehouden met CFID en
CFTOKEN).
Client.TimeCreated Registreert het tijdstempel waarop CFID en CFTOKEN het eerst voor een bepaalde client zijn
gemaakt.
Een ColdFusion-cookievariabele definiƫren
Cookievariabelen worden in de code gemaakt en hebben toegang tot informatie in cookies die door een browser aan de server worden
doorgegeven. De gedefinieerde cookievariabele wordt in het paneel Bindingen weergegeven.
Voer in het dialoogvenster Cookievariabele de naam van de cookievariabele in en klik op OK.
Een ColdFusion-CGI-variabele definiƫren
De gedefinieerde CGI-variabele wordt in het paneel Bindingen weergegeven.
Voer in het dialoogvenster CGI-variabele de naam van de variabele in en klik op OK.
Als u bijvoorbeeld toegang wilt krijgen tot de informatie in de variabele CGI.HTTP_REFERER, voert u HTTP_REFERER in.
De volgende tabel bevat een overzicht van de meest voorkomende ColdFusion- en CGI-variabelen die op de server worden gemaakt:
Variabele Beschrijving
SERVER_SOFTWARE De naam en versie van de informatieserversoftware die de aanvraag beantwoordt (en
waarop de gateway wordt uitgevoerd). Indeling: naam/versie.
SERVER_NAME De hostnaam, DNS-alias of het IP-adres van de server zoals gebruikt in naar zichzelf
verwijzende URL's.
GATEWAY_INTERFACE De revisie van de CGI-specificatie waaraan deze server voldoet. Indeling: CGI/revisie.
SERVER_PROTOCOL De naam en revisie van het informatieprotocol waarmee deze aanvraag is binnengekomen.
Indeling: protocol/revisie.
SERVER_PORT Het nummer van de poort waarnaar deze aanvraag is verzonden.
REQUEST_METHOD De methode waarmee deze aanvraag is gedaan. Voor HTTP is dit Get, Head, Post,
enzovoort.
PATH_INFO De extra padgegevens, zoals de client deze heeft doorgegeven. Scripts kunnen worden
benaderd via hun virtuele padnaam, gevolgd door extra informatie aan het einde van dit
pad. De extra informatie wordt verzonden als PATH_INFO.
PATH_TRANSLATED De server beschikt over een vertaalde versie van PATH_INFO, die het virtuele pad omzet in
een fysiek pad.
SCRIPT_NAME Een virtueel pad naar het script dat wordt uitgevoerd; wordt gebruikt voor naar zichzelf
verwijzende URL's.
700










