Operation Manual
Server.OS.Name Naam van besturingssysteem dat op de server wordt uitgevoerd (Windows XP,
Windows 2000, Linux)
Server.OS.AdditionalInformation Aanvullende informatie over geïnstalleerd besturingssysteem (servicepacks,
updates).
Server.OS.Version Versie van geïnstalleerd besturingssysteem.
Server.OS.BuildNumber Buildnummer van geïnstalleerd besturingssysteem.
Een lokale ColdFusion-variabele definiëren
Lokale variabelen zijn variabelen die gemaakt zijn met de tag CFSET of de tag CFPARAM in een ColdFusion-pagina. De gedefinieerde lokale
variabele wordt in het paneel Bindingen weergegeven.
Voer in het dialoogvenster Lokale variabele de naam van de lokale variabele in en klik op OK.
ASP-servervariabelen definiëren
U kunt de volgende ASP-servervariabelen definiëren als bronnen met dynamische inhoud: Request.Cookie, Request.QueryString, Request.Form,
Request.ServerVariables en Request.ClientCertificates.
1. Open het paneel Bindingen (Venster > Bindingen).
2. Klik op de plusknop (+) en selecteer Request-variabele in het pop-upmenu.
3. Selecteer in het dialoogvenster Request-variabele een van de volgende request-collecties in het pop-upmenu Type:
De QueryString-collectie Haalt informatie op die is toegevoegd aan de URL van de verzendende pagina, bijvoorbeeld
wanneer de pagina een HTML-formulier heeft met de GET-methode. De queryreeks bestaat uit een of meer naam-
/waardeparen (bijvoorbeeld last=Smith, first=Winston) die met een vraagteken achter de URL zijn geplaatst (?). Als de
queryreeks meer dan één naam-/waardepaar heeft, worden ze met en-tekens gekoppeld (&).
De Form-collectie Haalt formulierinformatie op die in de inhoud van het HTTP-verzoek is opgenomen, middels een HTML-
formulier met de POST-methode.
De ServerVariables-collectie Haalt de waarden van vooraf gedefinieerde omgevingsvariabelen op. De collectie heeft een
lange lijst variabelen, waaronder CONTENT_LENGTH (de lengte van de inhoud die in het HTTP-verzoek wordt verzonden,
waaraan u kunt zien of een formulier leeg is), en HTTP_USER_AGENT (verschaft informatie over de browser van de
gebruiker).
Zo bevat Request.ServerVariables("HTTP_USER_AGENT") bijvoorbeeld informatie over de browser die het verzoek indient,
bijvoorbeeld Mozilla/4.07 [en] (WinNT; I), die een Netscape Navigator 4.07-browser aangeeft.
Voor een volledige lijst met ASP-serveromgevingsvariabelen raadpleegt u de onlinedocumentatie die bij Microsoft Personal
Web Server (PWS) of Internet Information Server (IIS) wordt geïnstalleerd.
De Cookies-collectie Haalt de waarden op van de cookies die in een HTTP-aanvraag zijn verzonden. Stel dat de pagina een
cookie met de naam 'readMe' op het systeem van de gebruiker inleest. Op de server worden de waarden van de cookie
opgeslagen in de variabele Request.Cookies("readMe").
De ClientCertificate-collectie Haalt de certificeringsvelden op uit de HTTP-aanvraag die door de browser is verzonden. De
certificeringsvelden zijn opgegeven in de X.509-norm.
4. Geef de variabele in de collectie op waartoe u toegang wilt hebben, en klik op OK.
Als u bijvoorbeeld toegang wilt krijgen tot de informatie in de variabele Request.ServerVariables("HTTP_USER_AGENT"),
voert u het argument HTTP_USER_AGENT in. Als u toegang wilt krijgen tot de informatie in de variabele
Request.Form("lastname"), voert u het argument lastname in.
De request-variabele wordt in het paneel Bindingen weergegeven.
PHP-servervariabelen definiëren
Definieer servervariabelen als een bron van dynamische inhoud voor PHP-pagina's. De PHP-servervariabelen worden in het paneel Bindingen
weergegeven.
1. Open het paneel Bindingen (Venster > Bindingen).
2. Klik op de plusknop (+) en selecteer de variabele in het pop-upmenu.
3. Voer in het dialoogvenster Request-variabele de naam van de variabele in (bijvoorbeeld REQUEST_METHOD) en klik op OK.
Voor meer informatie zoekt u op het trefwoord $_SERVER in de PHP-documentatie.
Een ColdFusion-clientvariabele definiëren
Definieer een ColdFusion-clientvariabele als een bron van dynamische inhoud voor de pagina. De zojuist gedefinieerde ColdFusion-
699










