Operation Manual
Naar boven
geldige testwaarden bevat.
Met de paginaparameters kunt u standaardwaarden opgeven voor verwijzingen naar runtimewaarden in de SQL die u schrijft.
Met de volgende SQL-instructie wordt bijvoorbeeld een werknemersrecord geselecteerd op basis van de waarde van de
werknemers-id. U kunt deze parameter een standaardwaarde geven om ervoor te zorgen dat altijd een runtimewaarde wordt
geretourneerd. In dit voorbeeld verwijst FormFieldName naar een formulierveld waarin de gebruiker een werknemers-id
invoert:
Het dialoogvenster Paginaparameters toevoegen zal dan een naam-/waardecombinatie bevatten, zoals bijvoorbeeld:
Naam Standaardwaarden
FormFieldName
De runtimewaarde is gewoonlijk een URL of formulierparameter die een gebruiker in een HTML-formulierveld invoert.
6. Klik op Testen om de database te verbinden en een instantie van de recordset te maken.
Als de SQL-instructie runtimeverwijzingen bevat, moet u ervoor zorgen dat de kolom Standaardwaarde van het veld
Paginaparameters geldige testwaarden bevat voordat u op Testen klikt.
Als de instructie is geslaagd, wordt een tabel met de gegevens in de recordset weergegeven. Elke rij bevat een record en elke
kolom stelt een veld in die record voor. Klik op OK om de recordset te wissen.
7. Klik op OK als u tevreden bent met uw werk.
Parameters definiëren in een SQL-instructie (ColdFusion)
Definieer parameters in een SQL-instructie. De standaardwaarde is de waarde die de parameter moet gebruiken als geen runtimewaarde wordt
geretourneerd.
1. Selecteer een parameternaam in het pop-upmenu Naam.
2. Voer een standaardwaarde voor de parameter in het tekstvak Standaardparameter in en klik op OK.
Parameters definiëren in een SQL-instructie (PHP)
Definieer parameters in een SQL-instructie. De standaardwaarde is de waarde die de parameter moet gebruiken als geen runtimewaarde wordt
geretourneerd.
1. Typ een parameternaam in het vakje Naam.
2. Voer een standaardwaarde voor de parameter in het vakje Standaardparameter in.
3. Voer een runtimewaarde voor een parameter in het vakje Runtimewaarde in en klik op OK.
SQL-query's maken met de structuur Database-items
In plaats van handmatig SQL-instructies in het vakje SQL te typen, kunt u de wijs-en-klik-interface van Database-items gebruiken om complexe
SQL-query's te maken. Met de structuur Database-items kunt u databaseobjecten selecteren en ze koppelen met behulp van de SQL SELECT-,
WHERE- en ORDER BY-expressies. Wanneer u een SQL-query hebt gemaakt, kunt u eventuele variabelen definiëren in de sectie Variabelen van
het dialoogvenster.
In de volgende twee voorbeelden worden twee SQL-instructies beschreven en wordt beschreven hoe u deze instructies maakt met de structuur
Database-items van het dialoogvenster Geavanceerde recordset.
Voorbeeld: Een tabel selecteren
In dit voorbeeld wordt de hele inhoud van de tabel Employees geselecteerd. De SQL-instructie voor het definiëren van de query, luidt als volgt:
1 SELECT * FROM Employees WHERE EmpID = + (Request.Form(<dfn
class="term">#FormFieldName#)</dfn>)
1 0001
1 SELECT * FROM Employees
695










