Operation Manual

Naar boven
Ga naar de categorie Algemeen van het paneel Invoegen, klik op de knop Sjablonen en selecteer het pictogram
Bewerkbaar gebied in het pop-upmenu.
3. Geef een naam voor het optionele gebied op, klik op het tabblad Geavanceerd als u waarden voor het optionele gebied wilt
instellen, en klik op OK.
Waarden voor een optioneel gebied instellen
U kunt instellingen van het optionele gebied bewerken nadat u het gebied hebt ingevoegd in een sjabloon. Zo kunt u wijzigen of de
standaardinstelling van de inhoud moet worden weergegeven of niet, een parameter koppelen aan een optioneel gebied of een sjabloonexpressie
wijzigen.
Maak sjabloonparameters en definieer voorwaardelijke instructies (“if...else”-instructies) voor sjabloongebieden. U kunt eenvoudige true (waar)-
/false (onwaar)-bewerkingen gebruiken of complexere voorwaardelijke instructies en expressies definiëren.
Op het tabblad Geavanceerd kunt u meerdere optionele gebieden koppelen aan een benoemde parameter. In het op een sjabloon gebaseerde
document worden beide gebieden als een eenheid weergegeven of verborgen. Zo kunt u een “close-out”-afbeelding en tekstgebied voor de
verkoopprijs van een artikel weergeven.
U kunt het tabblad Geavanceerd ook gebruiken om een sjabloonexpressie te schrijven die een waarde voor het optionele gebied beoordeelt en
het op basis van deze waarde weergeeft of verbergt.
1. Voer een van de volgende handelingen uit in het documentvenster:
Klik in de ontwerpweergave op de sjabloontab van het optionele gebied dat u wilt wijzigen.
Plaats in de ontwerpweergave de invoegpositie in het sjabloongebied; selecteer vervolgens in de tagkiezer onder aan het
documentvenster de sjabloontag, <mmsjabloon:if>.
Klik in de codeweergave op de commentaartag van het sjabloongebied dat u wilt wijzigen.
2. Klik in de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) op Bewerken.
3. Geef op het tabblad Standaard een naam voor de parameter op in het vakje Naam.
4. Selecteer Standaard tonen om in te stellen dat het geselecteerde gebied moet worden weergegeven in het document. Schakel
de selectie uit om de standaardwaarde in te stellen op false (onwaar).
Opmerking: Als u een andere waarde voor de parameter wilt instellen, zoekt u in de codeweergave naar de parameter in het
gedeelte van het document en bewerkt u de waarde.
5. (Optioneel) Klik op het tabblad Geavanceerd en stel vervolgens de volgende opties in:
Als u parameters voor optionele gebieden wilt koppelen, klikt u op het tabblad Geavanceerd, selecteert u Parameter
gebruiken en selecteert u vervolgens in het pop-upmenu de bestaande parameter die u wilt koppelen aan de
geselecteerde inhoud.
Als u een sjabloonexpressie wilt schrijven om de weergave van een optioneel gebied aan te sturen, klikt u op het tabblad
Geavanceerd, selecteert u Expressie opgeven en geeft u vervolgens de expressie op in het tekstvak.
Opmerking: Dreamweaver voegt dubbele aanhalingstekens in om de tekst die u opgeeft.
6. Klik op OK.
Als het sjabloonobject Optioneel gebied gebruikt, voegt Dreamweaver sjablooncommentaren in de code in. Een
sjabloonparameter wordt gedefinieerd in het gedeelte head (zie het volgende voorbeeld):
op de plaats waar het optionele gebied is ingevoegd, wordt code die lijkt op de onderstaande code, weergegeven:
U kunt sjabloonparameters openen en bewerken in het op een sjabloon gebaseerde document.
Meer Help-onderwerpen
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
1 <!-- TemplateParam name="departmentImage" type="boolean" value="true" -->
1
2
3
<!-- TemplateBeginIf cond="departmentImage" -->
<p><img src="/images/airfare_on.gif" width="85" height="22"> </p>
<!-- TemplateEndIf -->
603