Operation Manual
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Naar boven
worden enzovoort. Met het gedrag kunt u het desbetreffende element alleen weergeven of verbergen. U verwijdert het element niet werkelijk van
de pagina wanneer u het verbergt.
1. Selecteer een object en selecteer Elementen weergeven/verbergen in het menu Gedrag toevoegen van het paneel Gedrag.
Als Elementen weergeven/verbergen niet beschikbaar is, hebt u waarschijnlijk een AP-element geselecteerd. Omdat AP-
elementen geen gebeurtenissen in beide 4.0-browsers accepteren, moet u een ander object selecteren, bijvoorbeeld de
<body>-tag of een koppeling (<a>-tag.
2. Selecteer in de lijst Elementen het element dat u wilt weergeven of verbergen en klik op Weergeven, Verbergen of Herstellen
(waarmee u de standaardzichtbaarheid herstelt).
3. Herhaal stap 2 voor alle resterende elementen waarvan u de zichtbaarheid wilt wijzigen. (U kunt de zichtbaarheid van
meerdere elementen tegelijk wijzigen met één gedrag.)
4. Klik op OK en controleer of de standaardgebeurtenis juist is.
Het gedrag Pop-upmenu weergeven toepassen
Dit gedrag wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund.
Items van het pop-upmenu toevoegen, verwijderen of opnieuw rangschikken
Dit gedrag wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund.
Een pop-upmenu opmaken
Dit gedrag wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund.
Een pop-upmenu in een document plaatsen
Dit gedrag wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund.
Een pop-upmenu wijzigen
Dit gedrag wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund.
Het gedrag Afbeelding verwisselen toepassen
Met het gedrag Afbeelding verwisselen wordt een afbeelding vervangen door een andere door het src-kenmerk van de <img>-tag te wijzigen.
Gebruik dit gedrag om knop-rollovers en andere afbeeldingseffecten te maken (inclusief het verwisselen van meerdere afbeeldingen tegelijk). Als u
een rollover-afbeelding invoegt, wordt automatisch het gedrag Afbeelding verwisselen aan de pagina toegevoegd.
Opmerking: Omdat alleen het src-kenmerk wordt beïnvloed door dit gedrag, moet u de oorspronkelijke afbeelding vervangen door een afbeelding
met dezelfde afmetingen (hoogte en breedte). Als u dat niet doet, wordt de nieuwe afbeelding kleiner of groter gemaakt totdat deze binnen de
afmetingen van de oorspronkelijke afbeelding past.
Het gedrag Omwisselen van afbeelding herstellen is ook beschikbaar. Hiermee kunt u voor de laatste set ingewisselde afbeeldingen de vorige
bronbestanden herstellen. Dit gedrag wordt telkens automatisch toegevoegd wanneer u het gedrag Afbeelding verwisselen aan een object koppelt.
Als u de hersteloptie geselecteerd laat terwijl u het gedrag Afbeelding verwisselen koppelt, hoeft u het gedrag Omwisselen van afbeelding
herstellen nooit handmatig te selecteren.
1. Selecteer Invoegen > Afbeelding of klik op de knop Afbeelding in het paneel Invoegen om een afbeelding in te voegen.
2. Typ in de eigenschappencontrole een naam voor de afbeelding in het meest linkse tekstvak.
Het is niet verplicht om afbeeldingen een naam te geven. Afbeeldingen krijgen automatisch een naam toegewezen wanneer u
het gedrag aan een object koppelt. Het is echter gemakkelijker om afbeeldingen van elkaar te onderscheiden in het
dialoogvenster Afbeelding verwisselen als u alle afbeeldingen vooraf een naam geeft.
3. Herhaal de stappen 1 en 2 om extra afbeeldingen in te voegen.
4. Selecteer een object (gewoonlijk de afbeelding die u gaat verwisselen) en kies Afbeelding verwisselen in het menu Gedrag
toevoegen van het paneel Gedrag.
5. Selecteer in de lijst Afbeeldingen de afbeelding waarvan u de bron wilt wijzigen.
6. Klik op Bladeren om het nieuwe afbeeldingsbestand te selecteren of voer in het vak 'Bron instellen op' het pad en de
bestandsnaam van de nieuwe afbeelding in.
7. Herhaal de stappen 5 en 6 voor eventuele extra afbeeldingen die u wilt wijzigen. Gebruik dezelfde actie Afbeelding
537










