Operation Manual

Naar boven
Naar boven
Code Het bestand dat de Java-code van de applet bevat. Klik op het mappictogram om naar een bestand te bladeren of typ een bestandsnaam.
Basis De map die de geselecteerde applet bevat. Als u een applet selecteert, wordt dit tekstvak automatisch gevuld.
Uitlijnen Hiermee wordt bepaald hoe het object wordt uitgelijnd op de pagina.
Alt Alternatieve inhoud (meestal een afbeelding) die moet worden weergegeven als de browser van de gebruiker geen Java-applets ondersteunt
of als Java is uitgeschakeld. Als u tekst typt, wordt de tekst door Dreamweaver ingevoegd als de waarde van het alt-kenmerk van de applet. Als u
een afbeelding selecteert, voegt Dreamweaver een img-label in tussen de openende en sluitende applet-labels.
V-ruimte en H-ruimte De hoeveelheid witruimte in pixels boven, onder en aan weerszijden van de applet.
Parameters Hiermee wordt een dialoogvenster geopend waarin u extra parameters kunt invoeren die aan de applet moeten worden doorgegeven.
Veel applets reageren op speciale parameters.
Gedrag gebruiken voor het besturen van media
U kunt gedrag aan uw pagina toevoegen waarmee verschillende mediaobjecten worden gestart en gestopt.
Shockwave of Flash beheren Hiermee kunt u een Shockwave-film of SWF-bestand afspelen, stoppen of terugspoelen of naar een bepaald frame
gaan.
Geluid afspelen Hiermee kunt u een geluid afspelen. U kunt bijvoorbeeld een geluidseffect afspelen als de gebruiker de muis over een koppeling
verplaatst.
Insteekmodule controleren Hiermee kunt u controleren of bezoekers aan uw site de vereiste insteekmodule hebben geïnstalleerd en kunt u ze
vervolgens naar verschillende URL's doorsturen, afhankelijk van of ze de juiste insteekmodule hebben. Dit geldt alleen voor insteekmodules omdat
het gedrag Insteekmodule controleren niet controleert op ActiveX-besturingselementen.
Parameters gebruiken voor het beheren van mediaobjecten
Definieer speciale parameters voor de besturing van Shockwave- en SWF-bestanden, ActiveX-besturingselementen, insteekmodules en Java-
applets. Parameters worden gebruikt met de object-, embed- en applet-tag. Met parameters worden kenmerken ingesteld die specifiek zijn voor
verschillende objecttypen. Een SWF-bestand kan bijvoorbeeld een kwaliteitsparameter <paramnaam="kwaliteit"waarde="beste"> gebruiken voor de
objecttag. Het dialoogvenster Parameter kan worden geopend vanuit de eigenschappencontrole. Raadpleeg de documentatie voor het object dat u
gebruikt voor informatie over de parameters die nodig zijn.
Opmerking: Er is geen breed geaccepteerde standaard voor het identificeren van gegevensbestanden voor ActiveX-besturingselementen.
Raadpleeg de documentatie voor het ActiveX-object dat u gebruikt voor informatie over de parameters u kunt gebruiken.
Een naam en waarde opgeven voor een parameter
1. Selecteer in het documentvenster een object dat parameters kan bevatten (zoals een Shockwave-film, een ActiveX-
besturingselement, een insteekmodule of een Java-applet).
2. Open het dialoogvenster op een van de volgende manieren:
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd Control ingedrukt en klik (Macintosh) op het object en selecteer
Bewerken in het snelmenu.
Open zonodig de eigenschappencontrole en klik op de knop Parameters in de onderste helft van de
eigenschappencontrole. (Controleer of de eigenschappencontrole is uitgevouwen.)
3. Klik op de knop Plus (+) en typ de parameternaam en -waarde in de desbetreffende kolommen.
Een parameter verwijderen
Selecteer een parameter en druk op de knop Min (-).
De volgorde van parameters veranderen
Selecteer een parameter en gebruik de knoppen Pijl-omhoog en Pijl-omlaag.
Meer Help-onderwerpen
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
400