Operation Manual
Naar boven
voor de ActiveX-besturingselementen. Klik op Parameters in de eigenschappencontrole om namen en waarden in te voeren voor eigenschappen
die niet worden weergegeven in de eigenschappencontrole. Er is geen breed geaccepteerde standaardnotatie voor parameters voor ActiveX-
besturingselementen. Als u wilt weten welke parameters u moet gebruiken, raadpleegt u de documentatie voor het ActiveX-besturingselement dat
u gebruikt.
Plaats de invoegpositie in het documentvenster op de plaats waar u de inhoud wilt invoegen en ga vervolgens op een van de volgende manier
te werk:
Ga naar de categorie Algemeen van het paneel Invoegen, klik op de knop Media en selecteer het pictogram ActiveX .
Ga naar de categorie Algemeen van het paneel Invoegen, klik op de knop Media en selecteer het pictogram ActiveX. Als het
pictogram ActiveX is weergegeven in het paneel Invoegen, kunt u het pictogram naar het documentvenster slepen.
Selecteer Invoegen > Media > ActiveX. Een pictogram geeft aan waar het ActiveX-besturingselement wordt weergegeven op
de pagina in Internet Explorer.
ActiveX-eigenschappen
In de eigenschappencontrole worden aanvankelijke de meest gebruikte eigenschappen weergegeven. Klik op de uitvouwpijl in de
rechterbenedenhoek om alle eigenschappen te zien.
Naam Hiermee geeft u een naam op waarmee het ActiveX-object wordt aangeduid voor scripts. Typ een naam in het tekstvak zonder label
helemaal links in de eigenschappencontrole.
B en H De breedte en hoogte van het object in pixels.
Klasse-id De identificatie van het ActiveX-besturingselement voor de browser. Typ een waarde of selecteer een waarde uit het pop-upmenu. Als
de pagina is geladen, gebruikt de browser de klasse-id om het ActiveX-besturingselement te zoeken dat nodig is voor het ActiveX-object dat aan
de pagina is gekoppeld. Als de browser het opgegeven ActiveX-besturingselement niet kan vinden, wordt geprobeerd dat te downloaden vanuit de
locatie die is opgegeven in Basis.
Insluiten Voegt een embed-tag toe in de object-tag voor het ActiveX-besturingselement. Als het ActiveX-besturingselement een andere
overeenkomende insteekmodule bevat, wordt deze geactiveerd door de embed-tag. Dreamweaver wijst de waarden die u hebt opgegeven als
ActiveX-eigenschappen toe aan de overeenkomende waarden voor de insteekmodule.
Uitlijnen Hiermee wordt bepaald hoe het object wordt uitgelijnd op de pagina.
Parameters Hiermee wordt een dialoogvenster geopend waarin u extra parameters kunt invoeren die aan het Active X-object moeten worden
doorgegeven. Veel ActiveX-besturingselementen reageren op speciale parameters.
Bron Hiermee definieert u het gegevensbestand dat moet worden gebruikt voor een insteekmodule als de optie Insluiten is ingeschakeld. Als u
geen waarde opgeeft, probeert Dreamweaver de waarde te bepalen uit de al opgegeven ActiveX-eigenschappen.
V-ruimte en H-ruimte De hoeveelheid witruimte in pixels boven, onder en aan weerszijden van het object.
Basis De URL die het ActiveX-besturingselement bevat. Internet Explorer downloadt het ActiveX-besturingselement van deze locatie als het nog
niet is geïnstalleerd op de computer van de bezoeker. Als u de parameter Basis niet opgeeft en uw bezoeker het desbetreffende ActiveX-
besturingselement nog niet heeft geïnstalleerd, kan het ActiveX-object niet worden weergegeven in de browser.
Alternatieve afbeelding Een afbeelding die moet worden weergegeven als de browser de object-tag niet ondersteunt. Deze optie is alleen
beschikbaar als de optie Insluiten is uitgeschakeld.
Gegevens Een gegevensbestand dat door het ActiveX-besturingselement moet worden geladen. Veel ActiveX-besturingselementen, zoals
Shockwave en RealPlayer, gebruiken deze parameter niet.
Een Java-toepassing invoegen
U kunt met Dreamweaver een Java-applet invoegen in een HTML-document. Java is een programmeertaal waarmee lichtgewicht toepassingen
(applets) kunnen worden ontwikkeld die kunnen worden ingesloten in webpagina's.
Nadat u een Java-applet hebt ingevoegd, kunt u met de eigenschappencontrole parameters instellen. U kunt de volgende eigenschappen
weergeven in de eigenschappencontrole door een Java-applet te selecteren.
1. Plaats de invoegpositie in het documentvenster op de plaats waar u de applet wilt invoegen en ga vervolgens op een van de
volgende manier te werk:
Ga naar de categorie Algemeen van het paneel Invoegen, klik op de knop Media en selecteer het pictogram Applet .
Selecteer Invoegen > Media > Applet.
2. Selecteer een bestand dat een Java-applet bevat.
Eigenschappen van Java-applet
In de eigenschappencontrole worden aanvankelijke de meest gebruikte eigenschappen weergegeven. Klik op de uitvouwpijl in de
rechterbenedenhoek om alle eigenschappen te zien.
Naam Hiermee geeft u een naam op waarmee de applet wordt aangeduid voor scripts. Typ een naam in het tekstvak zonder label helemaal links
in de eigenschappencontrole.
B en H De breedte en hoogte van de applet in pixels.
399










