Operation Manual

Naar boven
U kunt ook een afbeelding met een woord of symbool invoegen om te verwijderen.
4. Selecteer de tekenreeks Delete om er een koppeling op toe te passen.
5. Klik in het deelvenster Servergedrag (Venster > Servergedrag) op de plusknop (+) en kies Naar detailpagina in het pop-upmenu.
6. Klik in het vak Detailpagina op Bladeren en zoek de verwijderpagina.
7. Geef in het vak URL-parameter doorgeven de naam van de parameter op, bijvoorbeeld recordID.
U kunt elke gewenste naam opgeven, maar noteer de naam, want u gaat deze later op de verwijderpagina gebruiken.
8. Geef de waarde op die u aan de verwijderpagina wilt doorgeven door een recordset en een kolom te selecteren in de menu's Recordset en
Kolom. Gewoonlijk is de waarde uniek voor de record, zoals de unieke sleutel-id van de record.
9. Selecteer de optie URL-parameters.
10. Klik op OK.
De geselecteerde tekst wordt met een speciale koppeling omkaderd. Wanneer de gebruiker op de koppeling klikt, geeft het servergedrag Ga
naar detailpagina een URL-parameter met de record-id door aan de opgegeven verwijderpagina. Als de URL-parameter bijvoorbeeld
recordID heet en de verwijderpagina confirmdelete.asp, ziet de URL er ongeveer als volgt uit wanneer de gebruiker op de koppeling klikt:
http://www.mysite.com/confirmdelete.asp?recordID=43
Het eerste deel van de URL, http://www.mysite.com/confirmdelete.asp, opent de verwijderpagina. Het tweede deel, ?recordID=43, is de
URL-parameter. Deze vertelt de verwijderpagina welke record moet worden opgehaald en weergegeven. De term recordID is de naam van
de URL-parameter en 43 is de waarde daarvan. In dit voorbeeld bevat de URL-parameter het id-nummer van de record, 43.
De verwijderpagina samenstellen
Schakel naar de verwijderpagina wanneer u de pagina hebt voltooid waarop de records worden vermeld. De verwijderpagina toont de record en de
gebruiker wordt gevraagd of deze record mag worden verwijderd. Wanneer de gebruiker de bewerking bevestigt door op de formulierknop te
klikken, verwijdert de webtoepassing de record uit de database.
Het samenstellen van deze pagina bestaat uit het maken van een HTML-formulier, het ophalen van de record die in het formulier moet worden
weergegeven, het weergeven van de record in het formulier, en het toevoegen van de instructies om de record uit de database te verwijderen. Het
ophalen en weergeven van de record bestaat uit het definiëren van een recordset die een enkele record bevat (de record die de gebruiker wil
verwijderen) en het koppelen van de recordsetkolommen aan het formulier.
Opmerking: De verwijderpagina kan slechts één servergedrag voor het bewerken van records tegelijk bevatten. U kunt bijvoorbeeld niet zowel
een servergedrag Record invoegen als een servergedrag Record bijwerken aan de verwijderpagina toevoegen.
Een HTML-formulier maken om de record weer te geven
1. Maak een pagina en sla deze op als de verwijderpagina die u in de vorige sectie hebt opgegeven.
U hebt een verwijderpagina opgegeven toen u in de vorige sectie de koppeling Verwijderen hebt gemaakt. Gebruik deze naam wanneer u
het bestand de eerste keer opslaat (bijvoorbeeld deleteConfirm.cfm).
2. Voeg een HTML-formulier op de pagina in (Invoegen > Formulier > Formulier).
3. Voeg een verborgen formulierveld aan het formulier toe.
Het verborgen formulierveld is nodig om de record-id op te slaan die door de URL-parameter wordt doorgegeven. U voegt een verborgen
veld toe door de invoegpositie in het formulier te plaatsen en Invoegen > Formulier > Verborgen veld te kiezen.
4. Voeg een knop aan het formulier toe.
De gebruiker zal straks op de knop klikken om de weergegeven record te bevestigen en te verwijderen. U voegt een knop toe door de
invoegpositie in het formulier te plaatsen en Invoegen > Formulier > Knop te kiezen.
5. Pas het ontwerp van de pagina desgewenst aan en sla de pagina op.
De record ophalen die de gebruiker wil verwijderen
1. Klik in het paneel Bindingen (Venster > Bindingen) op de plusknop (+) en kies Recordset (Query) in het pop-upmenu.
Het dialoogvenster Eenvoudige recordset of gegevensset wordt geopend. Als het dialoogvenster Geavanceerde recordset wordt geopend,
klikt u op Eenvoudig.
2. Geef de recordset een naam, en selecteer een gegevensbron en de databasetabel die de records bevat die de gebruikers kunnen
verwijderen.
3. Selecteer in het gebied Kolommen de tabelkolommen (recordvelden) die u op de pagina wilt weergeven.
Als u slechts enkele velden van de record wilt weergeven, klikt u op Geselecteerd en kiest u de gewenste velden door op de kolommen in
de lijst te klikken terwijl u Control (Windows) of Command (Macintosh) ingedrukt houdt.
Zorg ervoor dat u ook het veld met de record-id selecteert, zelfs als u dit veld niet wilt weergeven.
4. Vul de sectie Filter als volgt in om de record te zoeken en weer te geven die is opgegeven in de URL-parameter die door de
643