Operation Manual
3. Stel de eigenschappen van het HTML-formulier in de eigenschappencontrole in (Venster >Eigenschappen):
a. Klik in het documentvenster op de formulieromtrek om het formulier te selecteren.
b. Typ in het vak Formuliernaam een unieke naam voor het formulier.
Door een formulier een naam te geven, kunt u er met een scripttaal, zoals JavaScript of VBScript, naar verwijzen of het besturen. Als u
het formulier geen naam geeft, genereert Dreamweaver een naam op basis van de syntaxis formn, waarbij de waarde van n wordt
verhoogd voor elk formulier dat aan de pagina wordt toegevoegd.
c. Geef in het vak Actie de pagina of het script op dat de formuliergegevens verwerkt. Daartoe typt u het pad of klikt u op het
mappictogram om naar de desbetreffende pagina of het juiste script te navigeren. Voorbeeld: processorder.php.
d. Geef in het pop-upmenu Methode de methode op waarmee de formuliergegevens naar de server worden overgebracht. Stel vervolgens
de volgende opties naar wens in:
Standaard Met deze optie wordt de standaardinstelling van de browser gebruikt om de formuliergegevens naar de server te verzenden.
Gewoonlijk is de methode get de standaardmethode.
GET Hiermee wordt de waarde toegevoegd aan de URL die de pagina opvraagt.
POST Hiermee worden de formuliergegevens in het HTTP-verzoek ingesloten.
Gebruik GET niet om lange formulieren te verzenden. URL's zijn beperkt tot 8192 tekens. Als de hoeveelheid verzonden gegevens te
groot is, worden gegevens afgekapt, wat onverwachte of geen resultaten oplevert.
U kunt bladwijzers toevoegen aan dynamische pagina's die zijn gegenereerd door parameters doorgegeven via de methode GET,
omdat alle benodigde waarden voor het opnieuw genereren van de pagina zijn opgenomen in de URL die in het adresvak van de
browser wordt weergegeven. Dynamische pagina's die worden gegenereerd door parameters die met de methode POST zijn
doorgegeven, kunnen echter niet met een bladwijzer worden gemarkeerd.
Als u vertrouwelijke gebruikersnamen en wachtwoorden, creditcardnummers of andere vertrouwelijke informatie verzamelt, lijkt de
methode POST misschien veiliger dan de methode GET. De informatie die met de methode POST wordt verzonden, is echter niet
gecodeerd en kan eenvoudig door een hacker worden onderschept. Gebruik een beveiligde verbinding met een beveiligde server als u
veiligheid wilt garanderen.
e. (Optioneel) Geef in het pop-upmenu Enctype het MIME-coderingstype op van de gegevens die voor verwerking naar de server worden
verzonden.
De standaardinstelling van application/x-www-form-urlencode wordt gewoonlijk gebruikt in combinatie met de methode POST. Als u een
veld voor het laden van een bestand maakt, geeft u het MIME-type multipart/form-data op.
f. (Optioneel) Geef in het pop-upmenu Doel het venster op waarin u de gegevens wilt weergeven die door het geactiveerde programma
worden geretourneerd.
Als het genoemde venster nog niet is geopend, wordt een nieuw venster met die naam geopend. Stel een van de volgende
doelwaarden in:
_blank Hiermee wordt het doeldocument in een nieuw, naamloos venster geopend.
_parent Hiermee wordt het doeldocument geopend in het bovenliggende venster van het venster waarin het huidige document wordt
weergegeven.
_self Hiermee wordt het doeldocument geopend in hetzelfde venster als het venster waarin het formulier is verzonden.
_top Hiermee wordt het doeldocument geopend in het huidige venster. Deze waarde kan worden gebruikt om ervoor te zorgen dat het
doeldocument het volledige venster overneemt, zelfs als het originele document in een frame wordt weergegeven.
4. Voeg formulierobjecten op de pagina in:
a. Plaats de invoegpositie op de plaats waar het formulierobject in het formulier moet worden weergegeven.
b. Selecteer het object in het menu Invoegen > Formulier of in de categorie Formulieren van het paneel Invoegen.
c. Geef de waarden op in het dialoogvenster Toegankelijkheidskenmerken van de invoertag. Klik op in het dialoogvenster op Help voor
meer informatie.
Opmerking: Als het dialoogvenster Toegankelijkheidskenmerken van de invoertag niet wordt weergegeven, was mogelijk de
codeweergave actief voor het invoegpunt toen u hebt geprobeerd om het formulierobject in te voegen. Controleer of de
ontwerpweergave actief is voor het invoegpunt en probeer het opnieuw. Raadpleeg het Engelstalige artikel Creating HTML forms in
Dreamweaver van David Power voor meer informatie over dit onderwerp.
d. Stel de eigenschappen van de objecten in.
e. Voer een naam voor het object in de eigenschappencontrole in.
Elk tekstveld, verborgen veld, selectievakje en lijst-/menuobject moet een unieke naam hebben die het object in het formulier aanduidt.
Namen van formulierobjecten mogen geen spaties of speciale tekens bevatten. U kunt elke combinatie van alfanumerieke tekens en
een onderstrepingsteken (_) gebruiken. De label die u aan het object toekent, is de naam van de variabele waarin de waarde van het
veld (het ingevoerde gegeven) is opgeslagen. Dit is de waarde die voor verwerking naar de server wordt verzonden.
Opmerking: Alle keuzerondjes in een groep moeten dezelfde naam hebben.
f. Als u het tekstveld-, selectievakje- of keuzerondje-object op de pagina een label wilt geven, klikt u naast het object en typt u de label.
592










