Operation Manual
Naar boven
Wijzig de instellingen onder Uitlijning, Instellingen weergeven en Positie en stand.
Klik op de knop Sectieweergave opslaan om de huidige kruissectieweergave op te slaan. (De opgeslagen weergave verschijnt in de
weergavemenu's op de 3D-werkbalk en in het deelvenster Weergave van de Modelstructuur met de standaardnaam Sectieweergave[n].)
Eigenschappen kruissectie
Wijzigingen die u hier aanbrengt, worden direct toegepast. Als u deze wijzigingen wilt zien, zorgt u ervoor dat het actieve 3D-model niet wordt
geblokkeerd door het venster Eigenschappen kruissectie. Het venster Eigenschappen kruissectie blijft op de voorgrond als u werkt met het
onderliggende PDF-bestand. Als u het venster wilt sluiten, klikt u op de knop Sluiten in de rechterbovenhoek.
Kruissectie inschakelen Als u deze optie selecteert, worden de andere opties beschikbaar.
Uitlijning Hiermee bepaalt u op welke as (x, y of z) de kruissectie wordt uitgelijnd.
Uitlijnen op vlak Hiermee snijdt u de kruissectie op een snijvlak dat wordt gedefinieerd door het oppervlak van een vlak waarop u vervolgens klikt
in het 3D-model. (Het dialoogvenster is verborgen totdat u klikt op het oppervlak van een onderdeel van een model.)
Uitlijnen op 3 punten Hiermee snijdt u de kruissectie op een snijvlak door drie punten waarop u klikt in het 3D-model. (Het dialoogvenster is
verborgen totdat u klikt op drie punten van een model.)
Diagonalen weergeven Hiermee wordt met een gekleurde contour aangegeven waar het snijvlak het 3D-model snijdt. Klik op de kleurstaal als u
een andere kleur wilt selecteren.
Snijvlak weergeven Hiermee wordt het tweedimensionale veld weergegeven dat het 3D-model snijdt. Klik op de kleurstaal om een andere kleur
te selecteren en voer een ander percentage in om de dekking van het vlak te wijzigen.
Geselecteerde delen negeren Hiermee worden de geselecteerde onderdelen verwijderd uit de kruissectieweergave.
Transparant tonen Hiermee worden onderdelen weergegeven die geen deel uitmaken van de kruissectie.
Dekking snijvlak Hiermee wordt het dekkingsniveau van het snijvlak gedefinieerd.
Camera uitlijnen met snijvlak Hiermee wordt het 3D-model zo geroteerd dat het op gelijke hoogte ligt als het snijvlak.
Verschuiven Hiermee wordt bepaald hoeveel van het 3D-model wordt gesegmenteerd. Sleep de schuifregelaar naar links of rechts of wijzig het
percentage.
Als u wilt zien hoe elke as het 3D-model splitst, selecteert u een as en sleept u de schuifregelaar Verschuiven heen en weer. Bekijk de
wijzigingen in het ingesloten 3D-model.
Omdraaien Hiermee keert u de dwarsdoorsnede om. Als bijvoorbeeld de bovenste helft van het model is afgesneden en u op Omdraaien klikt,
wordt de bovenste helft weergegeven en de onderste helft afgesneden.
Overhelling (schuifregelaars) Hiermee bepaalt u de hoek tussen het snijvlak en de assen. Sleep de schuifregelaars naar links of rechts of wijzig
de percentages.
Sectieweergave opslaan Hiermee opent u het dialoogvenster Weergave-eigenschappen waarin u de weergave-eigenschappen kunt selecteren
die u wilt opslaan met de weergave. Nadat u de eigenschappen die u wilt opslaan hebt geselecteerd, wordt de kruissectieweergave toegevoegd
aan de lijst met weergaven in de 3D-werkbalk en de Modelstructuur. De opgeslagen weergave krijgt als standaardnaam Sectieweergave[n].
Voor weergave-eigenschappen die u niet opslaat, wordt de instelling van de vorige weergave hersteld. Als u bijvoorbeeld de achtergrondkleur niet
opslaat, gebruikt de kruissectieweergave de achtergrondkleur die was ingesteld voor de vorige weergave.
Camera-eigenschappen wijzigen
De camera-eigenschappen bepalen de exacte hoek en positionering voor de weergave van een object. De camera-eigenschappen vormen een
cameraweergave, die kan worden gebruik voor weergaven en voor bestanden.
1. Klik op het pictogram Camera-eigenschappen
op de 3D-werkbalk.
Als u het pictogram niet ziet, klikt u op de pijl naast het navigatiegereedschap links op de 3D-werkbalk.
2. In het dialoogvenster Camera-eigenschappen klikt u op Opslaan als om de nieuwe cameraweergave een naam te geven of selecteert u een
bestaande weergave in de lijst.
3. Verplaatst het dialoogvenster Camera-eigenschappen, zodat u het 3D-model kunt zien. Selecteer een camera-uitlijning.
Selecteer Doel als u de camera-eigenschappen alleen wilt uitlijnen op de positie van het doel.
Selecteer Camera en doel als u de camera-eigenschappen wilt uitlijnen op zowel de richting van de camera als de positie van het doel.
4. Selecteer het type uitlijning:
Model selecteren Nadat u deze optie hebt geselecteerd, klikt u op een 3D-model in het document. Het dialoogvenster Camera-
eigenschappen toont de huidige camerapositie.
Als Doel is geselecteerd, vormt het midden van het geselecteerde model de nieuwe positie van het cameradoel.
Als Camera en doel is geselecteerd, vormt het midden van het geselecteerde model de positie van het cameradoel. De camera wordt
uitgelijnd met het geselecteerd model.
Oppervlak selecteren Nadat u deze optie hebt geselecteerd, klikt u op een oppervlak van het 3D-model in het document. Het
dialoogvenster Camera-eigenschappen toont de huidige camerapositie.
Als Doel is geselecteerd, vormt het midden van het geselecteerde oppervlak de nieuwe positie van het cameradoel.