Operation Manual
Naar boven
Naar boven
Een profiel met een wachtwoord beveiligen
1. Selecteer een profiel in het dialoogvenster Preflight: Profiel bewerken.
2. Kies Met wachtwoord beveiligd in het pop-upmenu, linksboven in het dialoogvenster.
3. Typ het wachtwoord, voer het opnieuw in en klik op OK. U kunt hoofdletters en kleine letters, cijfers en leestekens gebruiken.
Vervolgens zijn de opties niet meer beschikbaar.
Een profiel ontgrendelen of de beveiliging ervan opheffen
1. Selecteer een profiel in het dialoogvenster Preflight: Profiel bewerken.
2. Kies Ontgrendeld in het pop-upmenu, linksboven in het dialoogvenster.
3. Typ desgevraagd het juiste wachtwoord en klik op OK.
Profielinstellingen wijzigen
U kunt de instellingen van één profiel wijzigen.
Algemene profielinstellingen wijzigen
1. Open het dialoogvenster Preflight: Profiel bewerken.
2. Vouw de profielgroep uit en selecteer een profiel.
3. Als het profiel is vergrendeld, kiest u Ontgrendeld in het pop-upmenu.
4. Wijzig een van de volgende instellingen:
Voer een nieuwe naam in voor het profiel en beschrijf het in het vak Doel.
Selecteer Met wachtwoord beveiligd in het pop-upmenu als u wachtwoordbeveiliging op het profiel wilt toepassen. Typ
desgevraagd het wachtwoord, voer het opnieuw in en klik op OK. Kies anders Ontgrendeld.
Voer uw naam en e-mailadres in.
Wijs het profiel toe aan een groep. Selecteer een bestaande groep in het menu of selecteer Nieuwe groep, typ een naam
en klik op OK. Groepen worden alfabetisch gesorteerd.
5. Selecteer Vergrendeld in het pop-upmenu wanneer u klaar bent met het bewerken van een met een wachtwoord beveiligd
profiel. U kunt het profiel ook opnieuw met een wachtwoord beveiligen.
6. Klik op OK of klik op Opslaan om de wijzigingen op te slaan zonder het dialoogvenster te sluiten.
Bestaande controle- en waarschuwingsinstellingen wijzigen
1. Open het dialoogvenster Preflight: Profiel bewerken.
2. Vouw de profielgroep uit en selecteer een profiel.
3. Als het profiel is vergrendeld, kiest u Ontgrendeld in het pop-upmenu.
4. Vouw het profiel uit om de groepen met eigenschappen weer te geven die beschikbaar zijn voor het profiel.
5. Selecteer een groep eigenschappen.
6. Stel opties in om de criteria voor de inspectie op te geven. Welke opties u kunt opgeven, is afhankelijk van de geselecteerde
categorie met eigenschappen in het profiel. U kunt criteria inschakelen of uitschakelen, waarden bewerken of een eigenschap
activeren.
7. Selecteer een waarschuwingsoptie in het pop-upmenu om op te geven hoe problemen tijdens de inspectie moeten worden
afgehandeld.
8. Klik op OK of klik op Opslaan om de wijzigingen op te slaan zonder het dialoogvenster te sluiten.
Preflight waarschuwingsopties
Voor elke controle in een profiel geeft u op hoe u problemen tijdens de inspectie wilt afhandelen. U kunt een keuze maken in het menu naast elk
waarschuwingspictogram. Het pictogram voor de waarschuwing wordt naast de controle weergegeven in het dialoogvenster Preflight.
Fout
Hiermee wordt een foutbericht gegenereerd voor deze controle (of voor andere controles in deze categorie). Kies deze optie voor
problemen die u moet corrigeren voordat u kunt verdergaan met het volgende stadium in de werkstroom.
Waarschuwing
Hiermee wordt een waarschuwingsbericht gegenereerd voor deze controle (of voor andere controles in deze categorie). Kies
deze optie voor problemen waarvan u op de hoogte wilt zijn en die u mogelijk moet corrigeren vóór de definitieve uitvoer.
Info
Hiermee wordt een eenvoudige notitie gegenereerd voor deze controle (of voor andere controles in deze categorie). Kies deze optie voor
problemen waarvan u op de hoogte wilt zijn, maar die u niet hoeft te corrigeren vóór de definitieve uitvoer.
Niet actief
Hiermee wordt nooit een waarschuwingsbericht gegenereerd voor deze controle (of voor andere controles in deze categorie). Kies
deze optie voor problemen die geen invloed hebben op de uitvoerkwaliteit van het PDF-document. De tekstvakken worden pas beschikbaar nadat










