Operation Manual
Hardwareweergave voor legacy videokaarten inschakelen
Dubbelzijdige rendering toestaan
Gewenste 3D PMI rendermodus
Modelstructuur openen na 3D-activering
Standaardstatus werkbalk
Selectie inschakelen voor het gereedschap Handje
3D-functies bundelen op 3D-werkbalk
Weergave-overgangen inschakelen
3D-richtingas tonen
Optimalisatieschema voor lage framesnelheid
Drempel framesnelheid
oorspronkelijke toepassing.
Hiermee wordt het gebruik van een
hardwareversneller geforceerd, zelfs voor grafische kaarten die geen pixel shader ondersteunen.
Sommige modelonderdelen zijn dubbelzijdig. Als u tijd en ruimte wilt
besparen, schakelt u deze optie uit zodat rendering alleen wordt uitgevoerd voor de zijde die naar de
gebruiker is gericht. Als de gebruiker in een onderdeel kijkt waarvan slechts één zijde wordt gerenderd, is de
achterzijde onzichtbaar.
Geeft de PMI-methode aan die wordt gebruikt voor het renderen. U kunt
een van de volgende opties selecteren:
Instelling van inhoud gebruiken - Voor het renderen van de PMI wordt de instelling van elke PMI gebruikt om
te bepalen of de Z-buffer wordt gebruikt.
3D PMI altijd renderen voor model - Voor het renderen van de PMI wordt de Z-buffer genegeerd, ongeacht
de instelling in het bestand.
3D PMI altijd renderen met Z-buffer - Voor het renderen van de PMI wordt de Z-buffer altijd gebruikt,
ongeacht de instelling in het bestand.
Hiermee bepaalt u of de Modelstructuur wordt weergegeven
wanneer het 3D-model wordt geactiveerd. Kies Instelling Annotatie gebruiken om de instelling te gebruiken
die de maker heeft gebruikt bij het toevoegen van het 3D-model aan de PDF.
Hiermee geeft u op of de 3D-werkbalk wordt verborgen of wordt weergegeven
wanneer een 3D-model wordt geactiveerd. Kies Instelling Annotatie gebruiken om de instelling te gebruiken
die de maker heeft gebruikt bij het toevoegen van het 3D-model aan de PDF.
Hiermee kan de gebruiker onderdelen van het 3D-
model selecteren en markeren met behulp van het gereedschap Handje. Als deze optie niet is geselecteerd,
gebruikt u het gereedschap Objectgegevens (Gereedschappen > Interactieve objecten > Object selecteren)
om het object te selecteren.
Als u deze optie inschakelt, worden de bewerkings- en
navigatiegereedschappen onder het gereedschap Roteren geplaatst, waardoor de 3D-werkbalk korter wordt.
Sommige 3D-modellen bevatten overgangen met animatie tussen
weergaven. Schakel deze optie uit als u deze 3D-animatie wilt blokkeren.
Hiermee schakelt u de weergave in of uit van een as die de huidige richting van de 3D-
scène aangeeft.
Hiermee legt u vast wat er gebeurt met animaties van
complexe modellen als de framesnelheid laag wordt. De optie Geen heeft geen nadelig effect op de animatie
en houdt de framesnelheid laag. Bij Omsluitende kaders worden de driedimensionale vlakken weergegeven
die de onderdelen omsluiten, in plaats van de onderdelen zelf zodat de framesnelheid hoog blijft. Als u
Objecten verminderen kiest, worden sommige onderdelen van het model niet weergegeven om te zorgen dat
de framesnelheid hoog blijft.
Hiermee stelt u de drempelwaarde voor de framesnelheid in. Dit kunt u doen door
de schuifregelaar te slepen of een getal in het invoervak in te voeren. Als de framesnelheid lager wordt dan
dit aantal frames per per seconde wordt de optie Optimalisatieschema voor lage framesnelheid actief.
Gerelateerde koppelingen
Video-, audio- en multimedia-indelingen in PDF's afspelen
Multimedia toevoegen aan PDF's
Opmerkingen toevoegen aan video's (Acrobat Pro DC)










