Operation Manual
Opmerking:
Draaien
Pannen
Zoomen
Wandelen
Opmerking:
Vlucht
Eigenschappen van camera
3D-meetgereedschap
Standaard Weergave
Hiermee roteert u 3D-objecten ten opzichte van het scherm. De manier waarop de objecten bewegen hangt af
van de beginweergave, van het punt waarop u begint te slepen en van de richting waarin u sleept.
U kunt ook het gereedschap Handje gebruiken om een object te roteren. Zorg dat de optie 3D-
selectie inschakelen voor het gereedschap Handje is geselecteerd in het dialoogvenster Voorkeuren 3D.
Hiermee draait u een 3D-model parallel aan twee vaste assen in het 3D-model, de x-as en de z-
as.
Hiermee verplaatst u het model alleen verticaal en horizontaal. U kunt ook pannen met het
gereedschap Handje: Ctrl ingedrukt houden en slepen.
Hiermee beweegt u zich u naar objecten in de scène toe of van de objecten af, wanneer u verticaal
sleept. U kunt ook met het gereedschap Handje zoomen door Shift ingedrukt te houden terwijl u sleept.
Hiermee draait u horizontaal rond de scène wanneer u horizontaal sleept. U gaat naar voren of naar
achteren in de scène wanneer u verticaal sleept. Er wordt een constante hoogte aangehouden, ongeacht hoe
u sleept. Het gereedschap Wandelen is vooral handig voor 3D-modellen die betrekking hebben op
architectuur. Als u de doorloopsnelheid wilt wijzigen, wijzigt u de standaardweergave-eenheden in het
dialoogvenster Voorkeuren (3D).
Het gereedschap Wandelen is beschikbaar wanneer u in Voorkeuren de optie Functies
bundelen op 3D-werkbalk selecteert. U kunt ook met de rechtermuisknop op het 3D-model klikken en
Gereedschappen > Wandelen kiezen.
Hiermee navigeert u door een model terwijl u de richting van het oppervlak behoudt. Klik met de
rechtermuisknop en sleep in het 3D-venster. Het gereedschap Vlucht beweegt trager naarmate u zich dichter
naar een object toe beweegt. Versleep de aanwijzer naar rechts of naar links om te draaien.
Als u de cameraweergave wilt draaien, klikt u met de linkermuisknop in het 3D-venster en sleept u om de
cameraweergave te draaien. Als u wilt terugkeren naar de beginrichting van de camera, beweegt u de muis
naar het eerste klikpunt.
Gebruik het schuifwiel van de muis om snel vooruit en achteruit te bewegen in de richting van de
cameraweergave. Deze functionaliteit is handig als u verdwaalt in een model of in het oppervlak vliegt.
Hiermee bepaalt u de hoek, uitlijning en andere eigenschappen van de camera
die de lens definiëren waardoor een 3D-model wordt bekeken. Camera-eigenschappen zijn onderdelen van
weergaven maar worden onafhankelijk ingesteld.
Hiermee meet u afmetingen van onderdelen en afstanden in het 3D-model.
Besturingselementen voor weergave op de 3D-werkbalk
Hiermee stelt u een vooraf ingestelde zoom-, pan-, rotatie en projectiemodus van het 3D-model opnieuw in.
Met het menu Opties in het deelvenster Weergave van de Modelstructuur kunt u een andere weergave als
standaardweergave instellen. U kunt ook de opdracht Weergaven beheren in het menu Weergaven van de
3D-werkbalk kiezen om een andere weergave als standaardweergave in te stellen.










