Operation Manual
Overdrukken simuleren
Opmerking:
Maximaal resolutie voor JPEG2000-afbeelding gebruiken
Inktbeheer
Naar boven
Hiermee wordt het effect gesimuleerd van het overdrukken van steuninkten in
samengestelde uitvoer en worden steunkleuren geconverteerd om kleuren voor afdrukken te verwerken. Het
document zelf blijft ongewijzigd. Deze optie is handig voor afdrukapparaten die overdrukken niet
ondersteunen en is alleen beschikbaar als u Samengesteld hebt gekozen in het menu Kleur. Selecteer deze
optie niet als u een bestand voor scheidingen op een RIP (Raster Image Processor) of voor de uiteindelijke
afdruk wilt gebruiken.
Controleer of deze optie is uitgeschakeld wanneer u afdrukt op een printer die overdrukken
ondersteunt, zodat de eigen overdrukmogelijkheden van de printer worden gebruikt.
Hiermee bepaalt u hoe informatie over
resolutieprogressie, indien aanwezig, wordt gebruikt wanneer PostScript wordt gegenereerd. Wanneer deze
optie is ingeschakeld, wordt de maximale resolutie-informatie in de afbeelding gebruikt. Is de optie niet
ingeschakeld, dan is de resolutie-informatie consistent met de resolutie-instellingen in het venster
Transparantieafvlakking.
Hiermee wijzigt u de manier waarop wordt omgegaan met inkt terwijl de huidige PDF is geopend.
Zie Overzicht van Inktbeheer.
Halftoonrasterfrequentie opgeven (Acrobat Pro DC)
In commercieel drukwerk wordt een continutoon gesimuleerd met stippen (ook wel halftoonstippen genoemd)
die worden afgedrukt in rijen (ook wel lijnen of lijnrasters genoemd). Lijnen worden afgedrukt bij verschillende
hoeken, zodat de rijen minder opvallen. In het menu Rasteren in het gedeelte Uitvoer van het dialoogvenster
Afdrukken worden de aanbevolen sets voor lijnrasters in lijnen per inch (lpi) en voor resolutie in stippen per
inch (dpi) weergegeven. Deze waarden zijn gebaseerd op het momenteel geselecteerde PPD-bestand. Als u
inkten selecteert in de inktenlijst, worden de waarden in de vakken Frequentie en Hoek gewijzigd. Op deze
manier worden de rasterfrequentie en -hoek voor een type inkt getoond.
Bij een hoge rasterliniëring (bijvoorbeeld 150 lpi) staan de puntjes op de afdruk dicht bij elkaar waardoor de
afbeelding scherper wordt afgedrukt. Bij een lage rasterliniëring (60 lpi tot 85 lpi) staan de puntjes verder van
elkaar af en wordt de afbeelding grover. De grootte van de puntjes wordt mede bepaald door het lijnraster. Bij
een dichte rasterliniëring worden kleine punten gebruikt en bij een lage rasterinstelling worden grote punten
gebruikt. De belangrijkste factor bij het kiezen van een rasterliniëring is het type drukpers waarop uw
document wordt afgedrukt. Vraag aan de drukkerij welk lijnraster er maximaal mogelijk is bij hun drukpers en
stel aan de hand van dat gegeven uw opties in.
Lijnrasters
A. 65 lpi: Grof raster voor het afdrukken van nieuwsbrieven en kortingsbonnen B. 85 lpi: Gemiddeld raster
voor het afdrukken van dagbladen C. 133 lpi: Raster van hoge kwaliteit voor het afdrukken van tijdschriften in
vier kleuren D. 177 lpi: Uiterst fijn raster voor het afdrukken van jaarrapporten en afbeeldingen in
kunstboeken
De PPD-bestanden voor imagesetters met een hoge resolutie bieden een groot aantal mogelijke
rasterfrequenties die zijn gekoppeld aan allerlei resoluties voor imagesetters. De PPD-bestanden voor
printers met een lage resolutie bevatten over het algemeen maar enkele opties voor lijnrasters. Doorgaans










