Operation Manual

Naar boven
Opmerking:
Met de opties van de opdracht Objecten uitlijnen kunt u meerdere objecten precies aan één zijde uitlijnen:
Links, Verticaal centreren, Rechts, Boven, Horizontaal centreren en Onder.
Wanneer u objecten met betrekking tot elkaar uitlijnt bij de randen, blijft een van de objecten op zijn plek
staan. Met de optie Links, bijvoorbeeld, worden de linkerranden van de geselecteerde objecten uitgelijnd met
de linkerrand van het meest linkse object. Het meest linkse object blijft op zijn plek, en de andere objecten
worden verschoven en uitgelijnd.
Met de optie Horizontaal centreren worden de geselecteerde objecten horizontaal uitgelijnd op basis van het
middelpunt van de objecten. Met de optie Verticaal centreren lijnt u de geselecteerde objecten verticaal uit op
basis van hun middelpunten. De objecten worden uitgelijnd langs een horizontale of verticale lijn die het
gemiddelde van hun oorspronkelijke posities vertegenwoordigt. Een object kan op dezelfde plaats blijven
staan als het al is uitgelijnd met een horizontale of verticale lijn.
Afhankelijk van de uitlijningsoptie die u selecteert, kunt u objecten recht omhoog, omlaag, naar links of naar
rechts verplaatsen. Soms wordt hierbij een bestaand object overlapt. Als u een overlapping ziet, kunt u de
uitlijning ongedaan maken.
1. Kies Gereedschappen > PDF bewerken > Bewerken
.
2. Selecteer het object (of de objecten).
3. Onder Objecten in het rechterdeelvenster klik u op Objecten uitlijnen
en kiest u de
juiste uitlijningsoptie.
U kunt ook met de rechtermuisknop op het object (of de objecten) klikken enObjecten
uitlijnen kiezen in het contextmenu, waarna u de gewenste uitlijningsoptie in het
submenu selecteert.
Een afbeelding buiten Acrobat bewerken
U kunt een afbeelding bewerken met een andere toepassing, zoals Photoshop, Illustrator of Microsoft Paint.
Wanneer u de afbeelding opslaat, werkt Acrobat de PDF automatisch bij met de wijzigingen. Welke
toepassingen in het menu Bewerken met worden weergegeven, hangt af van uw installaties en het type
afbeelding dat u hebt geselecteerd. U kunt ook de toepassing opgeven die u wilt gebruiken.
1. Kies Gereedschappen > PDF bewerken > Bewerken
.
2. Selecteer de afbeelding of het object.
Selecteer meerdere items als u ze in hetzelfde bestand samen wilt bewerken. Als u
alle afbeeldingen en objecten op de pagina wilt bewerken, klikt u met de
rechtermuisknop op de pagina en kiest u Alles selecteren.
3. Onder Objecten in het rechterdeelvenster klikt u op Bewerken met
, waarna u een
editor kiest.
Als u een andere editor wilt kiezen dan in het menu staat, selecteert u Openen met,
zoekt u de toepassing en klikt u op Openen.
Als u wordt gevraagd of conversie naar ICC-profielen gewenst is, kiest u
Niet converteren. Als in het afbeeldingsvenster een dambordpatroon wordt weergegeven
wanneer het wordt geopend, kunnen de afbeeldingsgegevens niet worden gelezen.
4. Breng de gewenste wijzigingen aan in de externe toepassing. Neem de volgende
richtlijnen in acht:
Als u de afmetingen van de afbeelding wijzigt, wordt de afbeelding mogelijk niet juist
uitgelijnd in de PDF.
Transparantiegegevens blijven alleen behouden voor maskers die zijn opgegeven als
indexwaarden in een geïndexeerde kleurruimte.
Vlak de afbeelding af als u in Photoshop werkt.
Afbeeldingsmaskers worden niet ondersteund.