Operation Manual

Table Of Contents
434
WERKEN MET ACROBAT 9 PRO EXTENDED
3D-modellen en georuimtelijke PDF's
Voorkeuren voor meten
Wijzig de 3D-meetvoorkeuren om te bepalen hoe 3D-gegevens worden gemeten. Deze opties worden weergegeven in
Voorkeuren Meting (3D).
Opmerking: In Adobe Reader zijn deze voorkeuren van toepassing op PDF-bestanden waarbij de functie voor
opmerkingen is ingeschakeld.
Schaal en eenheden van model gebruiken (indien aanwezig) Hiermee worden metingen weergegeven op basis van de
modeleenheden, indien aanwezig, die zijn gegenereerd uit het oorspronkelijke 3D-model. Schakel deze optie uit om
de maateenheden handmatig op te geven. Deze instelling kan worden gewijzigd in het palet 3D-meetgereedschap.
Standaardweergave-eenheid gebruiken Hiermee worden de maateenheden gebruikt die u hier opgeeft, in plaats van
de maateenheden uit het 3D-model.
Weer te geven significante cijfers Hiermee geeft u het maximumaantal decimalen op in de gemeten waarde.
3D-meting lijnkleur Hiermee geeft u de kleur op van de lijn die wordt weergegeven wanneer u klikt of sleept om een
object te meten.
Grootte feedback meten Hiermee stelt u de tekstgrootte in voor de weergave van de meting.
Hoekafmetingen weergegeven als Hiermee legt u graden of radialen vast als eenheid
Circulaire afmetingen weergegeven als Hiermee geeft u aan of de diameter of radius wordt gemeten voor circulaire
onderdelen.
Cirkel voor radiale metingen weergeven Hiermee wordt de ronde vorm weergegeven die is gekoppeld aan de radiale
meting.
Instellingen voor 3D magnetisch Hiermee schakelt u magnetisch gedrag in en geeft u op of punten, bogen, randen,
silhouetranden of vlakken magnetisch zijn. De gevoeligheid geeft aan hoe dicht u de aanwijzer moet houden bij het
item dat magnetisch is. Bij Tipkleur magnetisch geeft u op in welke kleur de magnetische lijn wordt weergegeven
wanneer u de aanwijzer op het 3D-object houdt.
Camera-eigenschappen wijzigen
De camera-eigenschappen bepalen de exacte hoek en positionering voor de weergave van een object. De camera-
eigenschappen vormen een cameraweergave, die kan worden gebruik voor weergaven en voor bestanden.
1 Klik op het pictogram Camera-eigenschappen op de 3D-werkbalk .
Als u het pictogram niet ziet, klikt u op de pijl naast het navigatiegereedschap links op de 3D-werkbalk.
2 In het dialoogvenster Camera-eigenschappen klikt u op Opslaan als om de nieuwe cameraweergave een naam te
geven of selecteert u een bestaande weergave in de lijst.
3 Verplaatst het dialoogvenster Camera-eigenschappen, zodat u het 3D-model kunt zien. Selecteer een camera-
uitlijning.
Selecteer Doel als u de camera-eigenschappen alleen wilt uitlijnen op de positie van het doel.
Selecteer Camera en doel als u de camera-eigenschappen wilt uitlijnen op zowel de richting van de camera als de
positie van het doel.
4 Selecteer het type uitlijning:
Model selecteren Nadat u deze optie hebt geselecteerd, klikt u op een 3D-model in het document. Het dialoogvenster
Camera-eigenschappen toont de huidige camerapositie.
Als Doel is geselecteerd, vormt het midden van het geselecteerde model de nieuwe positie van het cameradoel.