Operation Manual

Table Of Contents
386
WERKEN MET ACROBAT 9 PRO EXTENDED
PDF's bewerken
Eigenschappen van laag bewerken
U kunt de instelling van de standaardzichtbaarheid, de zichtbaarheidsinstelling en de afdrukinstelling combineren om
te bepalen wanneer een laag zichtbaar is en wanneer deze wordt afgedrukt. Als een laag bijvoorbeeld een watermerk
bevat, wilt u de laag misschien niet op scherm weergeven maar deze wel altijd afdrukken en altijd naar andere
toepassingen exporteren. In dat geval kunt u de standaardzichtbaarheid instellen op aan, de zichtbaarheid bij openen
op nooit zichtbaar (de afbeelding wordt niet op het scherm weergegeven) en de begininstelling voor afdrukken en
exporteren op altijd afdrukken en altijd exporteren. De laag hoeft niet worden weergegeven in het venster Lagen,
omdat alle wijzigingen met betrekking tot de zichtbaarheid automatisch worden verwerkt.
Opmerking: de instellingen in het dialoogvenster Laageigenschappen zijn alleen geldig als Laagstatus door
gebruikersgegevens instellen toestaan is geselecteerd in Voorkeuren Documenten. Als deze optie niet is geselecteerd,
worden de instellingen van het dialoogvenster Laageigenschappen (behalve Laagnaam en Standaardstatus) genegeerd.
1 Klik op de knop Lagen in het navigatievenster.
2 Selecteer een laag en kies Laageigenschappen in het optiemenu .
3 Bewerk in het dialoogvenster Laageigenschappen de laagnaam of een of meer van de volgende eigenschappen en
klik op OK:
Intentie Selecteer Weergeven om het mogelijk te maken dat de laag wordt in- of uitgeschakeld, of selecteer Referentie
om de lagen altijd ingeschakeld te houden en het bewerken van de eigenschappen toe te staan. Wanneer de
intentieoptie Referentie is geselecteerd, wordt de laag cursief weergegeven.
Standaardstatus Hiermee wordt de zichtbaarheid bij openen van de laag gedefinieerd wanneer een document voor
het eerst wordt geopend of wanneer de beginzichtbaarheid opnieuw is ingesteld. De oogpictogrammen voor lagen
worden aanvankelijk weergegeven of verborgen op basis van deze waarde. Als deze waarde bijvoorbeeld is ingesteld
op uit, wordt het oogpictogram voor een laag verborgen wanneer het document voor het eerst wordt geopend of
wanneer Zichtbaarheid bij openen opnieuw instellen wordt gekozen in het optiemenu.
Zichtbaarheid Hiermee definieert u de zichtbaarheid van een PDF-laag op het scherm. U kunt een laag weergeven
wanneer het document wordt geopend, u kunt een laag verbergen wanneer het document wordt geopend, of u kunt
op basis van de standaardstatus laten bepalen of een laag wordt weergegeven of verborgen wanneer het document
wordt geopend.
Afdrukken Hiermee bepaalt u of een laag wordt afgedrukt.
Exporteren Hiermee bepaalt u of de laag wordt weergegeven als het PDF-bestand wordt geëxporteerd naar een
toepassing of bestandsindeling die lagen ondersteunt.
Eventuele andere eigenschappen die de maker van de gelaagde PDF aan een specifieke laag heeft gekoppeld, worden
weergegeven in het vak onder in het dialoogvenster Laageigenschappen.
Lagen herschikken
U kunt afzonderlijke lagen opnieuw ordenen in het venster Lagen. Deze actie is nuttig als u de volgorde van lagen in
de lijst wilt wijzigen of een laag wilt verplaatsen naar een andere laaggroep.
Opmerking: U kunt de volgorde van vergrendelde lagen of van lagen in geneste laaggroepen niet veranderen.
1 Selecteer een laag in het navigatievenster Lagen.
2 Houd de toets Alt ingedrukt en sleep de laag naar de nieuwe locatie.
Een lege laaggroep verwijderen
Selecteer een lege laag in het navigatievenster Lagen en druk op Delete.