Operation Manual
DU-16
Beeldscherpte en kwaliteit instellen
De beeldscherpte- en kwaliteitsinstellingen bepalen de beeldpuntgrootte (afmeting),
de bestandsgrootte en de compressiefactor voor uw beelden. Deze instellingen
beïnvloeden het aantal afbeeldingen dat kan worden opgeslagen. Naarmate u de
camera leert kennen, wordt aanbevolen iedere kwaliteits- en beeldscherpte instelling
te proberen, zodat u het effect die deze instellingen op uw beelden heeft in kunt
schatten.
Foto’s met een hogere beeldscherpte en een hogere kwaliteit leveren een beter
fotografisch resultaat op, maar vormen grotere bestanden. Daarom zullen weinig
afbeeldingen veel geheugenruimte in beslag nemen.
Er worden hoge beeldscherpte- en kwaliteitsinstellingen aanbevolen voor afdrukken
of situaties waarbij de kleinste details belangrijk zijn. Lagere beeldscherpte/
kwaliteitsbeelden nemen minder geheugen in en zijn geschikt voor beelden via e-
mail, in een rapport of op een webpagina.
Om beeldscherpte of beeldkwaliteit aan te passen, volgt u onderstaande stappen:
1. Stel de modusschakelaar in op [ ] of [ ].
2. Druk op de MENU toets.
Het menu [Capture] wordt weergegeven.
3. Selecteer [Size] met de S / T toetsen en
druk op de SET toets.
4. Selecteer de gewenste instelling met de S / T
toetsen, en druk op de SET toets.
5. Selecteer [Quality] met de S / T toetsen en
druk op de SET toets.
6. Selecteer de gewenste instelling met de S / T
toetsen, en druk op de SET toets.
7. Druk op de MENU toets om het menu af te
sluiten.
[ ] Modus
[ ] Modus