Operation Manual
117
13
Meet- en bewaarcondities
Meet- en bewaarcondities
Temperatuur
Voor het betrouwbaar functioneren van de meter en de prikpen en voor het verkrijgen van juiste
meetresultaten, moet u de volgende condities in acht houden:
Bewaring Temperatuur
Meetsysteem zonder batterijen, zonder testcassette -25 tot +70°C
Meetsysteem met batterijen, zonder testcassette -10 tot +50 °C
Meetsysteem met batterijen, met testcassette +2 tot +30 °C
H
Bij temperaturen boven +50°C kunnen de batterijen leeglopen en de meter beschadigen.
Bij bloedglucosemetingen en functiecontrolemetingen moet de temperatuur tussen +10 en +40°C
liggen.
Als de temperatuur tussen +8 en +10°C of tussen +40 en +42°C ligt, staat de meter u toch toe om een
meting uit te voeren. Er verschijnt dan echter wel de melding Temperatuur te laag resp. Temperatuur te
hoog (zie Meldingen en storingen, pagina122):
W
Op basis van bloedglucoseresultaten, die ondanks deze waarschuwing zijn gemeten, mogen geen
therapeutische beslissingen worden genomen. Deze meetresultaten kunnen namelijk onjuist zijn.
Onjuiste meetresultaten kunnen tot onjuiste beslissingen met betrekking tot de behandeling leiden,
waardoor er ernstige schade aan de gezondheid kan worden toegebracht.
man_07419341001_04_NL.indb 117 05.12.2016 12:05:02