Operation Manual

164
Meet- en bewaarcondities
165
Meet- en bewaarcondities
11
" Bloedglucosemetingen kunnen in het grensbereik (tussen +6 °C en
+10 °C of tussen +40 °C en +44 °C) worden uitgevoerd. Als de
temperatuur in het grensbereik ligt, dan knippert het temperatuur-
symbool op de display.
Op basis van bloedglucosewaarden die in het grensbereik
van de temperatuur worden gemeten, mogen geen therapeu-
tische beslissingen worden genomen. Deze meetwaarden
kunnen namelijk onjuist zijn. Onjuiste meetwaarden kunnen
tot onjuiste beslissingen met betrekking tot de behandeling
leiden, waardoor er ernstige schade aan de gezondheid kan
worden toegebracht.
" Bij temperaturen beneden +6 °C en boven +44 °C kunnen geen
metingen worden uitgevoerd.
In dit geval verschijnt de volgende foutmelding op de display:
" Bewaar de prikpen bij temperaturen tussen -25 °C en +70 °C.
Probeer nooit de meter op kunstmatige wijze versneld op tempe-
ratuur te brengen, b.v. door de meter in de koelkast of op de ver-
warming te leggen. De meter kan hierdoor beschadigd worden,
waardoor er onjuiste meetwaarden mee kunnen worden verkre-
gen. Onjuiste meetwaarden kunnen tot onjuiste beslissingen met
betrekking tot de behandeling leiden, waardoor er ernstige
schade aan de gezondheid kan worden toegebracht.
Bewaar de prikpen uitsluitend zonder hierin een lancet te plaat-
sen.
Bewaar de prikpen niet bij hoge temperaturen, b.v. in een hete
auto. Door hoge temperaturen kunnen bepaalde onderdelen van
de prikpen worden verbogen, waardoor het functioneren kan
worden belemmerd.
11.2 Lichtomstandigheden
Alle getallen en symbolen, die op de display verschijnen, worden geel
verlicht weergegeven. Als er fel licht op de display schijnt, is het moge-
lijk, dat de displayweergaven slecht leesbaar zijn. Scherm de meter
hiervan, indien noodzakelijk, af, b.v. met uw lichaam.
Vermijd met de meter zeer intense lichtbronnen (b.v. direct zon-
licht, filmzon, lichtspots, etc.). Deze kunnen het functioneren van
de meter beïnvloeden en tot foutmeldingen leiden.