Operation Manual

162
Bloedglucosemetingen bij verschillende patiënten
163
Meet- en bewaarcondities
11
10.4 Geschikte desinfecteermiddelen
Gebruik uitsluitend desinfecteermiddelen, die in de van toepassing
zijnde richtlijnen worden beschreven (b.v. Clinical and Laboratory
Standards Institute: Protection of Laboratory Workers from Occupation-
ally Acquired Infections; Approved Guideline – Third Edition; CLSI docu-
ment M29-A3, 2005).
Gebruik een desinfecteermiddel voor het reinigen van oppervlakken op
alcoholbasis met een virusdodend werkingsspectrum. Geschikt zijn b.v.
desinfecteermiddelen, die alcoholen, aldehydederivaten en quaternaire
verbindingen als werkzame bestanddelen bevatten*. Gebruik deze con-
form de aanwijzingen van de fabrikant.
* Overzicht van de conform de “Richtlinien für die Prüfung chemischer Desinfektionsmittel“
resp. de “Anforderungskatalog“ van de Deutschen Gesellschaft für Hygiene und Mikrobiolo-
gie (DGHM) op basis van de standaardmethoden van de DGHM voor de controle van chemi-
sche ontsmettingsprocedures geteste en door de commissie Desinfecteermiddelen van de
DGHM in samenwerking met vertegenwoordigers van de brancheverenigingen DGKH (Deut-
sche Gesellschaft für Krankenhaushygiene e. V.), GHU (Gesellschaft für Hygiene und
Umweltmedizin e. V.), DVV (Deutsche Vereinigung zur Bekämpfung der Viruskrankheiten e.
V.) en DVG (Deutsche Veterinärmedizinische Gesellschaft e. V.) als werkzaam aangemerkte
ontsmettingsprocedures. DGKH (Deutsche Gesellschaft für Krankenhaushygiene e. V.)
[=Duitse Vereniging voor Hygiëne in Ziekenhuizen], GHU (Gesellschaft für Hygiene und
Umweltmedizin e. V.) [=Vereniging voor Hygiëne en Geneeskunde van het milieu], DVV
(Deutsche Vereinigung zur Bekämpfung der Viruskrankheiten e.V.) [=Duitse Vereniging voor
de Bestrijding van Virusaandoeningen] en DVG (Deutsche Veterinärmedizinische Gesell-
schaft e. V.) [=Duitse Veterinaire Vereniging]
11 Meet- en bewaarcondities
De betrouwbaarheid van uw meter en uw prikpen is evenals de juistheid
van de meetwaarden afhankelijk van een aantal factoren. Besteed
daarom aandacht aan de volgende punten.
Met een meter, die gevallen is, kunnen onjuiste meetwaarden worden
verkregen.
11.1 Temperatuurbereik
" Bewaar de meter zonder batterijen en zonder teststrokencas-
sette bij temperaturen tussen -25 °C en +70 °C.
" Bewaar de meter met batterijen, doch zonder teststrokencas-
sette bij temperaturen tussen -10 °C en +50 °C.
Bij temperaturen boven +50 °C kunnen de batterijen leeglo-
pen en de meter beschadigen.
Bij temperaturen beneden -10 °C bezitten de batterijen niet
voldoende spanning om de klok van de meter verder te laten
lopen.
" Bewaar de meter met batterijen en met teststrokencassette bij
temperaturen tussen +2 °C en +30 °C.
" Bij bloedglucosemetingen en functiecontrolemetingen moet de tem-
peratuur tussen +10 °C en +40 °C liggen.