Operation Manual
Controle van de mogelijke oorzaken
5. Controleer of de teststroken en de
controleoplossingen op een koele, droge
plaats zijn bewaard.
6. Controleer of u de meting correct heeft
uitgevoerd.
7. Controleer of u het juiste niveau
controleoplossing (level 1 of 2) heeft gekozen
voor het uitvoeren van de
functiecontrolemeting.
8. Controleer of het op de display van de meter
weergegeven codenummer overeenkomt met
het codenummer op de teststrokenflacon.
9. Als u nog steeds niet zeker weet of u de
oorzaak van het probleem heeft gevonden…
Actie
Herhaal de functiecontrolemeting met een
correct bewaarde teststrook of
controleoplossing.
Raadpleeg hoofdstuk 4,
”Functiecontrolemetingen”, en voer de
functiecontrolemeting opnieuw uit. Als de
problemen blijven bestaan, dient u contact op te
nemen met Roche.
Als u het verkeerde niveau controleoplossing
heeft gekozen, kunt u het resultaat van deze
functiecontrolemeting toch vergelijken met het
bereik, dat op de teststrokenflacon is gedrukt.
Als de codenummers verschillen: plaats de
correcte codechip in de meter en voer de meting
opnieuw uit.
Herhaal de functiecontrolemeting met een
nieuwe teststrook. Als de problemen blijven
bestaan, dient u contact op te nemen met
Roche.
58
43247_NanoAv_Ins_NL_NEW.indd 5843247_NanoAv_Ins_NL_NEW.indd 58 7/13/09 12:17:12 PM7/13/09 12:17:12 PM