Operation Manual
78
Controle van de mogelijke oorzaken Acties
6. Controleer of u de meting correct heeft uitgevoerd. j Raadpleeg hoofdstuk 3,
”Functiecontrolemetingen”, en voer de
functiecontrolemeting opnieuw uit. Als de
problemen blijven bestaan, dient u contact op te
nemen met Roche.
7. Controleer of u het juiste niveau controleoplossing
(level 1 of 2) heeft gekozen voor het uitvoeren van
de functiecontrolemeting.
j Als u het verkeerde niveau controleoplossing heeft
gekozen, kunt u het resultaat van deze
functiecontrolemeting toch vergelijken met het
bereik, dat op de teststrokenacon is gedrukt.
8. Controleer of het op de display van de meter
weergegeven codenummer overeenkomt met het
codenummer op de teststrokenacon.
j Als de codenummers verschillen: plaats de
correcte codechip in de meter en voer de meting
opnieuw uit.
9. Als u nog steeds niet zeker weet of u de oorzaak
van het probleem heeft gevonden…
j Herhaal de functiecontrolemeting met een nieuwe
teststrook. Als de problemen blijven bestaan, dient
u contact op te nemen met Roche.