Operation Manual
77
3
Controle van de mogelijke oorzaken
Als het resultaat van de functiecontrolemeting niet binnen het toegestane bereik ligt, kunt u het volgende
doen om het probleem op te lossen:
Controle van de mogelijke oorzaken Acties
1. Controleer of de vervaldatum van de teststroken of
van de controleoplossingen overschreden was.
j Als de vervaldatum ervan verstreken is, gooit u de
teststroken of de controleoplossingen weg. Als de
controleoplossing meer dan drie maanden geleden
voor het eerst is geopend, moet deze worden
weggegooid.
2. Controleer of u de punt van het flesje
controleoplossing voor en na gebruik goed heeft
afgeveegd met een tissue.
j Veeg de punt van het esje controleoplossing goed
af met een tissue. Herhaal de functiecontrolemet-
ing met een nieuwe teststrook en een verse
druppel controleoplossing.
3. Controleer of de teststrokenflacon en het flesje
controleoplossing altijd goed met de dop waren
afgesloten.
j Vervang de teststroken of de controleoplossingen,
als u vermoedt, dat de teststrokenacon resp. het
esje controleoplossing enige tijd niet correct
afgesloten is geweest.
4. Controleer of de teststrook langere tijd buiten de
flacon is geweest.
j Herhaal de functiecontrolemeting met een nieuwe
teststrook.
5. Controleer of de teststroken en de
controleoplossingen op een koele, droge plaats zijn
bewaard.
j Herhaal de functiecontrolemeting met een correct
bewaarde teststrook en controleoplossing.