Operation Manual

61
2
2.7 Ongebruikelijke meetresultaten
Controle van de mogelijke oorzaken Acties
1. Controleer of de vervaldatum van de teststroken
overschreden is.
Gooi de teststroken weg, als deze vervallen zijn.
2. Controleer of de teststrokenflacon steeds goed met de dop
afgesloten is geweest.
Vervang de teststroken, als u vermoedt, dat de acon
enige tijd niet correct afgesloten is geweest.
3. Controleer of de teststrook langere tijd buiten de flacon is
geweest.
Herhaal de meting met een nieuwe teststrook.
4. Controleer of de teststroken op een koele, droge
plaats zijn bewaard.
Herhaal de meting met een correct bewaarde teststrook.
5. Controleer of u de meting correct heeft uitgevoerd. Lees hoofdstuk 2, ”Meten van uw bloedglucose”, en
voer de meting opnieuw uit. Als de problemen blijven
bestaan, dient u contact op te nemen met Roche.
6. Controleer of het op de display van de meter
weergegeven codenummer overeenkomt met het
codenummer op de teststrokenflacon.
Als de codenummers verschillen: plaats de correcte
codechip in de meter en voer de meting opnieuw uit.
7. Als u nog steeds niet zeker weet of u de oorzaak van
het probleem heeft gevonden…
Voer een functiecontrolemeting uit en herhaal de meting
met een nieuwe teststrook. Als de problemen blijven
bestaan, dient u contact op te nemen met Roche.
Als uw bloedglucoseresultaten na het uitvoeren van een functiecontrolemeting en het herhalen van een bloedglucosemeting nog
steeds niet in overeenstemming zijn met uw fysieke toestand, dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw behandelaar.
Als uw resultaat van de bloedglucosemeting niet overeenkomt met uw fysieke conditie, voer dan de volgende stappen uit: