Installation Instructions

Installatie- en servicemanual Epsilon Serie
17
Wij adviseren een eenvoudig rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem samen te stellen.
Voor nadere informatie omtrent het leveringsprogramma van het afvoer- en toevoersy-
steem adviseren wij u contact op te nemen met A.O. Smith.
Het A.O. Smith rookgasafvoersysteem is uitsluitend bedoeld en geschikt voor toepassing
op A.O. Smith cv-ketels op aardgas of propaan. De maximale rookgastemperaturen van
de Epsilon cv-ketels liggen beneden 70°C (vollast bij 80/60°C). Wanden die gevoelig
zijn voor warmte dienen geïsoleerd te worden.
De goede werking kan nadelig beïnvloed worden door veranderingen of aanpassingen
van het bedoelde gebruik.
Eventuele garantieaanspraken vervallen als gevolg van dergelijke wijzigingen of het
onjuist opvolgen van de regelgeving en de installatievoorschriften.
Stel het afvoersysteem samen met uitsluitend de onderdelen uit het A.O. Smith product
programma. Combinaties met andere merken of systemen zijn, zonder schriftelijke
goedkeuring van A.O. Smith, niet toegestaan.
Indien voor ander rookgasafvoer- en luchttoevoermateriaal gekozen wordt, moet het
materiaal voorzien zijn van het Gastec QA en/of KOMO
®
label.
Afschot
Het afvoersysteem dient bij horizontale delen altijd onder afschot (50 mm/m) naar de
ketel aangebracht te worden, zodat zich geen condenswater in het afvoersysteem
kan verzamelen. Door het teruglopen van het condenswater naar de ketel is de kans
op ijspegelvorming aan de dakdoorvoer minimaal. Bij horizontale uitmondingen dient
het toevoersysteem onder afschot naar buiten geplaatst te worden om inregenen te
voorkomen. Het plaatsen van een extra condensopvanginrichting in het afvoersysteem
is overbodig.
De ketel produceert, wanneer het in bedrijf is, een witte condenspluim. Deze
condenspluim is onschadelijk maar kan, met name bij uitmondingen in de gevel,
als hinderlijk ervaren worden. Daarom verdient een bovendakse uitmonding de
voorkeur.
Aansluiten en beugelen
Een rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem moet altijd voorzien zijn van voldoende
afsteuning tegen de wand of dak door middel van beugels.
- Fixeer altijd iedere bocht om of nabij de mof met een montagebeugel.
Enige uitzondering: de eerste mof vanaf de ketel indien beide pijpen korter zijn dan
25cm. Plaats de eerste beugel op maximaal 50cm vanaf de ketel.
- Bij buislengten van meer dan 1 meter: plaats een niet-xerende beugel tussen de
xerende beugels.
- Maximale beugelafstand horizontale en 45° hellende leidingen: 1 meter
Maximale beugelafstand verticale leidingen: 2 meter
Bij schachtenaansluiting:
- Controleer of de leidingen behorende bij de schacht niet geblokkeerd en niet
beschadigd zijn.
- Controleer of de leiding onder het juiste afschot is geïnstalleerd.
- Markeer wat de rookgasafvoer en de luchttoevoer is.
- Controleer of de stompen minimaal 50 mm uit de schacht steken. Beugel het laatste
element van de verbindingsleiding voor de doorvoer/schacht. Als dit laatste element
een bocht is, kan ook het voorliggende element gebeugeld worden.