Operating Instructions and Installation Instructions
19
2.4  Maatregelen bij storing
Waarschuwing: 
Zorg altijd dat het toestel volledig 
spanningsloos is voordat de deur wordt 
geopend!
Bij normaal bedrijf zijn de 
veiligheidsrelais in aangetrokken 
toestand. Bij het uitschakelen van 
de voedingsspanning vallen deze af. 
Dit is duidelijk hoorbaar. Is bij in - en 
uitschakelen van de voedingsspanning 
het schakelen van de relais niet 
hoorbaar, controleer dan of er 
voedingsspanning aanwezig is en of 
de zekeringen van de voeding in orde 
zijn. Is dit in orde, controleer dan (bij 
spanningsloos toestel !) het volgende 
(zie ook 1.2 Regeling en
beveiliging):
1.  Controleer de zekering van de trafo 
in het stuurcircuit
2.  Ga na of het waterniveau in 
het toestel voldoende hoog is 
(droogkookbeveiliging).
4.  Controleer of de zekeringen van de 
verwarmingselementen in orde zijn.
5.  Controleer of de 
maximaalthermostaten van de 
elementen hebben geschakeld 
door de resetknoppen van alle 
thermostaten in te drukken
6.  Sluit de deur en schakel de 
voedingsspanning weer in. 
Schakelen de veiligheidsrelais 
niet of functioneert het toestel niet 
naar behoren, schakel dan een 
storingsdienst in.
Toelichting
Alle toestellen zijn uitgevoerd met een 
aantal maximaal thermostaten, die bij 
een te hoge
watertemperatuur (93°C) de stroomkring 
verbreken. Deze maximaal thermostaten 
kunnen pas weer ‘gereset’ worden 
als de temperatuur 20°C gedaald is. 
Vervolgens moet de regelthermostaat 
onderzocht worden: indien deze op een 
hoge temperatuur is ingesteld, dient de 
thermostaat lager afgesteld te worden. 
Als deze niet op een hoge temperatuur
ingesteld is, is deze waarschijnlijk defect 
en zal in dat geval vervangen moeten 
worden. Controleer ook de zekeringen 
en vervang deze indien nodig. De 
zekeringen zijn te bestellen bij A.O. 
Smith.
2.4.1  Watertemperatuur niet 
goed
1.  Controleer de instelling van de 
regelthermostaat.
2.  Controleer of er lekken c.q. 
openstaande kranen zijn.
3.  Controleer de 
warmwatertemperatuur direct bij de 
uitgaande leiding van het toestel 
om er zeker van te zijn dat te lage 
watertemperatuur niet veroorzaakt 
wordt door bijmenging van koud 
water in het leidingsysteem.
4.  Controleer of de bedrading op de 
juiste manier is aangesloten.
5.  Controleer of de spanning tussen de 
drie fase draden 380-415 V is.
6.  Controleer of de warm water 
behoefte groter is dan aanvankelijk 
berekend.










